Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6482/GV, 27 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6482/GV

    

           

Betreft [klager]

Datum 27 oktober 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 23 maart 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om strafonderbreking op zakelijke gronden. Hij was sinds 2003 jarenlang in vrijheid, terwijl hij nog een straf zou moeten uitzitten. Hij heeft steeds geïnformeerd naar hoe en wanneer hij de straf kon uitzitten. Er bleek telkens niets in het systeem te staan. In augustus 2019 – zestien jaar na zijn vrijlating in het Verenigd Koninkrijk – werd klager plotseling aangehouden. Hij heeft zich dus niet kunnen voorbereiden op zijn detentie.

Klager heeft de afgelopen jaren een toekomst opgebouwd voor zijn gezin. Na jaren werken in dienstverband, heeft hij een eigen onderneming opgestart. De eenmanszaak staat sinds 1 september 2015 geregistreerd bij de Kamer van Koophandel. Klager heeft een identiteitskaart, hij heeft geen schulden en hij heeft goed voor zijn kinderen gezorgd.

Het is voor klager niet mogelijk om zijn administratie door te nemen in de PI. Daarbij komt dat de reistijd vanuit Rotterdam naar de locatie Norgerhaven te Veenhuizen in totaal vijf uur is. Op dit moment (23 maart 2020; de beroepscommissie begrijpt: vanwege toen geldende coronamaatregelen) is het bovendien in het geheel niet mogelijk om bezoek te ontvangen van zijn administrateur.

Klager wil tijdens de strafonderbreking lopende projecten bij opdrachtgevers afronden, zodat hij deze opdrachtgevers kan behouden; een buffer kan opbouwen voor zijn gezin; de administratie van 2019 kan overdragen voor de belastingaangifte; en zijn huishoudelijke administratie kan overdragen aan zijn gezin. Klager heeft geen financiële buffer om de tekorten aan te vullen. Hij beschikt niet over een ander vermogen.

De coronacrisis maakt klagers detentie zwaarder, doordat bezoek en verlof niet mogelijk zijn en het dagprogramma beperkt is. De spanning zorgt ook voor vechtpartijen en onrust in de inrichting. Angst voor besmetting is niet irreëel. Klager behoort tot de risicogroep. Een besmetting zou fatale gevolgen kunnen hebben.

Klagers gedrag in de inrichting is uitstekend. Klager heeft al laten zien dat hij een delictvrij leven kan en wil leiden. Er is geen gevaar voor ontvluchting of het plegen van een nieuw strafbaar feit.

 

Standpunt van verweerder

Uit de overgelegde stukken blijkt geen noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking voor het behartigen van zakelijke belangen. Er is geen bewijs geleverd voor lopende opdrachten. Er zijn alleen stukken overgelegd van arbeidsopdrachten in het verleden. Klager heeft vanuit de inrichting geen verzoeken gedaan om met zijn administrateur te communiceren. Ook heeft hij geen voorkeur opgegeven voor een inrichting in de omgeving van zijn familie en zijn administrateur. Klager heeft wel via Skype contact met zijn administrateur. De omstandigheid dat klager na lange tijd toch nog op een onverwacht moment zijn straf moet uitzitten, brengt nog geen noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking met zich mee.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager ruim de tijd zou hebben gehad om zich voor te bereiden op zijn detentie.

Het Openbaar Ministerie is niet om advies gevraagd.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager was sinds 25 januari 2020 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf wegens overtreding van de Opiumwet. Op 10 juni 2020 is klager in vrijheid gesteld.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Op grond van artikel 38 van de Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient in dat geval aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden.

Klager heeft een eigen bedrijf. Hij heeft verzocht om strafonderbreking, om – kort gezegd – lopende opdrachten uit te voeren en de administratie over te dragen.

 

Lopende opdrachten

Uit de overgelegde stukken wordt niet duidelijk welke opdrachten klager precies had uitstaan. Klager heeft ook niet toegelicht hoe een tijdelijke strafonderbreking hem zou helpen, anders dan door het opbouwen van een beperkte financiële buffer. Financiële belangen zijn als zodanig echter niet voldoende om strafonderbreking te rechtvaardigen. Niet is gebleken dat klager door middel van een tijdelijke strafonderbreking de situatie van zijn eigen bedrijf op de lange termijn – in zijn afwezigheid – zou kunnen verbeteren.

Administratie

Klager heeft niet uitgelegd waarom hij zijn administratie niet in en vanuit de inrichting zou kunnen overdragen. Hij had kennelijk via Skype contact met zijn administrateur. Klager heeft niet toegelicht waarom dit contact niet volstond. Dat geldt ook voor de mogelijkheid om zijn huishoudelijke administratie via Skype over te dragen.

 

Coronavirus

In beroep heeft klager de uitbraak van het coronavirus en de gevolgen daarvan voor zijn (detentie)situatie aan de gronden van het verzoek om strafonderbreking toegevoegd. Een dergelijke uitbreiding in beroep is niet geoorloofd en zal buiten beschouwing worden gelaten.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 27 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven