Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0221/GA, 7 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/221/GA

betreft: [klager] datum: 7 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 januari 2005 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2005, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unit-directeur van de locatie Zoetermeer.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voorzover in beroep aan de orde, betreft de vermissing van sieraden alsmede de afschrijving van € 154,00 van klagers rekening voor boodschappen die hij niet heeft besteld of ontvangen.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tegen zijn plaatsing in afzondering, die dateert van 3 mei 2004, had hij eerder ook al geklaagd. De beklagcommissie bij de locatieZoetermeer heeft dat beklag in haar uitspraak van 6 januari 2005, welke ter zitting aan de beroepscommissie is overgelegd, gegrond verklaard en klager een tegemoetkoming toegekend. Tegen dit onderdeel van het onderhavige beklag ishet beroep niet gericht.
Bij zijn plaatsing in de isoleercel heeft klager zijn sieraden moeten afgeven. De p.i.w.-er zei hem dat hiermee de verantwoordelijkheid ervoor op de inrichting was overgegaan. Verder is een bedrag van € 154,00 van zijn rekeningafgeschreven, zonder dat hij de betreffende boodschappen heeft ontvangen. Deze zijn hem na zijn overplaatsing ook niet nagezonden; wel heeft hij de rest van zijn geld op zijn rekening ontvangen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Bij plaatsing van een gedetineerde in de straf/isoleercel moeten sieraden en dergelijke worden afgegeven. Gewoonlijk moetde gedetineerde een daartoe opgesteld lijstje ondertekenen, maar dat was in het onderhavige geval niet mogelijk vanwege klagers toestand. Dergelijke spullen worden altijd in een kluisje bij de betreffende cel bewaard en wordenterug- dan wel meegegeven als de gedetineerde wordt teruggeplaatst of overgeplaatst.
Wat betreft de klacht over de afschrijving van klagers rekening wordt aan de beroepscommissie een afschrift van de desbetreffende winkelaankopen van klager overgelegd. Daarbij is opgemerkt dat de datum van de winkelbestelling nietdezelfde is als die van de afschrijving van het geld. De door klager bestelde en betaalde artikelen heeft hij moeten krijgen. Ingeval een gedetineerde inmiddels is overgeplaatst worden de goederen nagezonden voorzover die niet aanbederf onderhevig zijn.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard omdat zijn beklag, kort gezegd, bij de verkeerde beklagcommissie was ingediend. Het had evenwel voor de hand gelegen dat het klaagschrift aanstonds ter behandeling wasovergedragen aan de terzake wel bevoegde beklagcommissie. De beroepscommissie zal dit niet alsnog doen maar meteen zelf beslissen op het beklag.
Zij stelt vast dat klager op 13 mei 2004 uit de locatie Zoetermeer is weggeplaatst en dat zijn klaagschrift dateert van 8 juli 2004. Gelet op de wettelijke beklagtermijn van zeven dagen en overwegende dat niet is gebleken van feitenof omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest, komt zij tot het oordeel dat klager zijn beklag te laat heeft ingediend. Dit betekent dat de niet-ontvankelijkverklaringvan klager in zijn beklag in stand moet blijven – zij het op andere gronden – en dat het beroep ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, L. Diepenhorst en prof. mr. C. Kelk, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 7 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven