Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2448/TB, 28 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:28-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2448/TB

betreft: [klager] datum: 28 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 30 september 2004 en de wijziging daarvan van 12 oktober 2004 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 januari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager en, namens de Minister, [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in de tbs-inrichting FPI de Rooyse Wissel te Venray, hierna de Rooyse Wissel te noemen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 25 juli 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van preventieve hechtenis en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel totverpleging van overheidswege. De Minister heeft op 14 april 2004 beslist klager te plaatsen in de TBS-kliniek Flevo Future. Deze plaatsing is niet gerealiseerd. De Minister heeft op 30 september 2004 zijn voormelde beslissingingetrokken en heeft beslist klager te plaatsen in de Rooyse Wissel. Laatstgenoemde beslissing is op 12 oktober 2004 door de Minister, met wijziging van twee overwegingen, bevestigd.
Klager is op 1 november 2004 in de Rooyse Wissel geplaatst.

3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in de Rooyse Wissel. Zijn moeder en zijn vriendin kunnen hem wegens ziekte niet bezoeken. Klagers oudste broer zal ook niet op bezoek komen. Hij heeft een eigen bedrijf en heeftonregelmatige werktijden. Onlangs is gebleken dat hij ernstig ziek is. Genoemde relaties wonen in de provincie Groningen. De reis naar De Rooyse Wissel is ook bezwaarlijk voor klagers andere broer uit Zeeland. De reisafstand enreistijd vanuit Groningen en Zeeland naar Flevo Future, waarvoor klager aanvankelijk geselecteerd was, zou voor zijn relaties beduidend korter zijn geweest dan naar Venray. Klager vreest dat hij bij gebreke van bezoek in een sociaalisolement zal raken. Hij vindt bezoek van zijn relaties heel belangrijk. Hij krijgt op dit moment slechts bezoek van vrijwilligers van gevangenenzorg.
Klager wil het liefst overgeplaatst worden naar de Dr.S. van Mesdagkliniek te Groningen. Indien dit niet mogelijk is wil hij graag het contact met zijn moeder en zijn vriendin middels de “omgekeerde bezoekregeling” die hij tijdenszijn gevangenschap genoot, voortzetten. Klager weet dat zijn moeder hem graag ziet en niet wil volstaan met telefonisch contact met hem. Hij heeft een verzoek tot het voortzetten van genoemde bezoekregeling ingediend bij deMinister.
Het is klager bekend dat het hoofd van de Rooyse Wissel nog geen verlofmachtiging wil aanvragen omdat klager daar pas tweeëneenhalve maand verblijft, hoewel klagers behandelings-coördinator het verlenen van incidenteel verlof voorbezoek aan zijn moeder en vriendin om humanitaire redenen zou ondersteunen.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Krachtens artikel 12 Bvt dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de in artikel 11 Bvt genoemde eisen. De selectie van ter beschikking gestelden in het kader van een eerste opnameof herplaatsing in een tbs-inrichting geschiedt aan de hand van een viertal criteria: geslacht, intelligentie, soort stoornis en vluchtgevaarlijkheid. De selectie vindt plaats op basis van in het dossier aanwezige informatie.
Uit de ter beschikking staande informatie in de onderhavige zaak komt naar voren dat klager een man is met een intelligentiequotiënt van meer dan 80. Hij lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. Er is niet gebleken van een extreemvlucht- en/of beheersrisico. Genoemde bevindingen resulteerden aanvankelijk in selectie voor de TBS-kliniek Flevo Future. Echter, in verband met een opnamestop kon klager daar niet worden geplaatst en is hij opnieuw geselecteerdvoor en op 1 november 2004 geplaatst in de Rooyse Wissel. Klager is over de voorgenomen plaatsing in laatstgenoemde inrichting op 27 september 2004 gehoord. Hij heeft bij die gelegenheid onder meer aangegeven bezwaar te hebben tegenplaatsing in deze inrichting, aangezien hij deze te ver vindt voor zijn familie en bij gebreke van bezoek in een sociaal isolement zal komen te verkeren. De plaatsingsbeslissing van 30 september 2004 is bij beslissing van 12 oktober2004 gecorrigeerd, omdat in de beslissing van 30 september 2004 een foutieve vermelding stond ten aanzien van hetgeen klager bij het horen zou hebben verklaard.
Klagers bezwaren zijn begrijpelijk, maar bij de selectie kan geen rekening worden gehouden met een voorkeur voor plaatsing in de regio waarin de familie woonachtig is, tenzij bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Vandergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. In het bijzonder is niet gebleken van een zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing in de regio waar zijn familie woont, dat dit uit oogpunt van het belang vanzijn behandeling dient te prevaleren boven het belang van een spoedige plaatsing in een tbs-inrichting. Klagers plaatsing is nog voor de v.i.-datum 11 december 2004 gerealiseerd. Uit contact met de Rooyse Wissel is gebleken datklager daar redelijk functioneert. Gelet op de aard van de ernstige delicten ten aanzien waarvan klager tbs met verpleging is opgelegd, is het niet aangewezen klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen.Het betreft zeer publiciteitsgevoelige delicten. De slachtoffers wonen in Groningen. Indien later zou blijken dat dit veilig is, zou klager in de resocialisatiefase naar Groningen overgeplaatst kunnen worden.
Of machtiging kan worden verleend voor verlof voor bezoek aan zijn familie in Groningen kan bekeken worden op het moment dat de kliniek dit verantwoord vindt. Thans kent de kliniek hem nog onvoldoende. Humanitair verlof valt onderincidenteel verlof. De kliniek moet een aanvraag indienen voor verlening door de Minister van machtiging tot zodanig verlof. Klager kan niet zelf een aanvraag daartoe indienen.
Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

4. De beoordeling
Hetgeen klager heeft aangevoerd over zijn wens te worden overgeplaatst naar Groningen dan wel verlof te verkrijgen voor bezoek aan zijn relaties in Groningen valt buiten de reikwijdte van deze procedure. In de onderhavige proceduregaat het uitsluitend om bezwaren tegen plaatsing in de tbs-inrichting de Rooyse Wissel.

Bij de plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, teweten vrouwen, zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.

De Minister heeft de beslissing tot plaatsing van klager genomen met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan niet bestaan van een beheers- en/ofvluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.

Met betrekking tot de voorkeur van tbs-gestelden voor plaatsing in de regio waar hun relaties woonachtig zijn, wordt in aanmerking genomen dat, indien in alle gevallen rekening zou worden gehouden met de regionale voorkeur vantbs-gestelden met het oog op bezoek van (familie)relaties, dit zou leiden tot vergroting van de wachtlijsten voor plaatsing in een tbs-inrichting en verlenging van de passantentermijn. Het belang dat tbs-gestelden zo snel mogelijkworden geplaatst, opdat hun behandeling zo spoedig mogelijk kan aanvangen, weegt daarom in de regel zwaarder dan een regionale voorkeur.
Hoewel de beroepscommissie begrip heeft voor klagers wens persoonlijk contact met zijn vriendin en familie te onderhouden door middel van bezoek, de gestelde gezondheids-toestand van klagers moeder, zijn oudste broer en zijnvriendin in aanmerking genomen, heeft klager naar het oordeel van de beroepscommissie geen zodanig zwaarwegende argumenten aangevoerd dat die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de ministeriële beslissing totplaatsing van klager in de Rooyse Wissel onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Voorts is niet gebleken van een, uit het oogpunt van het belang van klagers behandeling, zodanig sterke wenselijkheid van plaatsing van klager in een bepaalde regio ten behoeve van bezoekmogelijkheden, dat dit dient te prevalerenboven het belang van de plaatsing op korte termijn in de Rooyse Wissel met het oog op een spoedige aanvang van zijn behandeling.

Gelet op het hiervoor overwogene is de beslissing klager te plaatsen in de Rooyse Wissel niet in strijd met de wet en kan deze ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond wordenverklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 28 februari 2005.

secretaris voorzitter

nummer: 04/2448/TB

betreft: [klager], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 17 januari 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker;
leden: mr. drs. T.A.M. Louwe en dr. E.B.M. Rood-Pijper.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, alsmede -namens de Minister van Justitie- [...].

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Het is jammer dat ik niet in Flevo Future ben geplaatst. Die inrichting zou beter bereikbaar zijn geweest voor mijn broer uit Zeeland en voor relaties die achter Groningen wonen. De reistijd vanuit Zeeland en Groningen naar Venrayis beduidend langer dan die naar Utrecht of Amsterdam. Mijn moeder en mijn vriendin zijn ziek. Zij hebben spierdystrofie en hun toestand verslechtert geleidelijk. Zij zijn helemaal niet tot reizen in staat. Mijn moeder zit sinds hetjaar 2000 in een rolstoel. Vanuit de gevangenis in Vught had ik een zogeheten “omgekeerde bezoekregeling”, die inhield dat ik één maal per drie maanden een begeleid bezoek mocht brengen aan mijn moeder en aan mijn vriendin, op hetadres van mijn moeder. Bij de selectie voor plaatsing in een tbs-kliniek heb ik gezegd dat ik graag naar de Van Mesdagkliniek in Groningen wilde. Men zei daarmee wel rekening te willen houden, maar dat de plaatsing in eentbs-kliniek afhankelijk is van de mogelijkheden en het moment van het vrijkomen van een plaats aldaar.
Ik maak mij ongerust over mijn oudste broer, die ook in de provincie Groningen woont. Hij heeft een eigen bedrijf, werkt voor boeren en moet vaak op onregelmatige tijdstippen - soms ook in de weekeinden - werken. Daarom kan hij mijook niet bezoeken. Onlangs is gebleken dat deze broer kanker heeft.
De situatie van genoemde relaties grijpt mij emotioneel erg aan en als ik stil zit komt alles op mij af.
Ik heb uit mezelf een brief gestuurd aan de Minister van Justitie om te verzoeken de “omgekeerde bezoekregeling” vanuit de Rooyse Wissel te mogen voortzetten. Ik hoop in februari 2005 (drie maanden na mijn laatste bezoek) weerbezoek aan mijn moeder en mijn vriendin te mogen brengen. Ik heb nog geen reactie van het ministerie ontvangen. Ik heb deze aangelegenheid besproken met de maatschappelijk werkster van de Rooyse Wissel. Zij heeft voorgesteld even afte wachten.
In De Rooyse Wissel krijg ik alleen bezoek van vrijwilligers van gevangenenzorg. Mij is inmiddels gezegd dat ik vooralsnog niet voor verlof in aanmerking zal komen.
Het is een misvatting dat mijn moeder alleen telefonisch contact met mij wil. Zij is heel content dat ik haar een paar maal heb mogen bezoeken. Ik heb 27 jaar voor haar gezorgd. Zij is inmiddels gescreend. Ik heb toestemming haarelke dag te bellen. Ik maak daar elke woensdag gebruik van en zij belt mij elke zondag. Mijn vriendin kan ik alleen op een 06-nummer bellen. Dit kan een keer per week. Mijn broers heb ik nog niet mogen bellen, zij moeten noggescreend worden.
Ten aanzien van het onderwerp “veiligheid” merk ik op dat ik tijdens mijn detentie een aantal keren voor mijn veiligheid ben overgeplaatst. Daarbij ging het niet alleen om agressief gedrag van medegedetineerden. In Esserheem ben ikdoor bewaarders in elkaar geslagen.

Namens de Minster is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De a-selecte plaatsing van klager in de Rooyse Wissel is nog voor de v.i.-datum 11 december 2004 gerealiseerd. Uit contact met klagers behandelings-coördinator bij de kliniek is gebleken dat klager aan haar om overplaatsing heeftverzocht. Klager verblijft nu tweeëneenhalve maand in deze kliniek. Hij zit in de observatiefase. Hij functioneert redelijk en volgt zijn therapieën, maar hij ontkent grotendeels de delicten waarvoor hij ter beschikking is gestelden voelt zich snel gekrenkt.
Klager ontvangt momenteel alleen bezoek van vrijwilligers. Hij wenst bezoek van zijn moeder en een vriendin. Deze personen moeten eerst worden gescreend. Klagers moeder heeft tegenover de kliniek verklaard dat zij nu slechtstelefonisch contact met klager wil.
Op grond van klagers delicten is het niet aangewezen om hem naar Groningen terug te plaatsen. Het gaat om zeer publiciteitsgevoelige delicten. De slachtoffers wonen in Groningen. Indien later zou blijken dat klager daar veiliggeplaatst zou kunnen worden, dan kan bekeken worden of hij daarheen geplaatst kan worden voor de resocialisatiefase.
De Rooyse Wissel kent klager thans nog onvoldoende; klager zit in de eerste onderzoeksfase. De kliniek vindt het aanvragen van een verlofmachtiging prematuur. Op het moment dat de kliniek het verantwoord acht dat klager opfamiliebezoek naar Groningen gaat, kan de kliniek een aanvraag indienen ter verkrijging van machtiging van de Minister voor zodanig incidenteel verlof. Humanitair verlof valt onder incidenteel verlof.

secretaris voorzitter

Naar boven