Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0142/GV, 15 februari 2005, beroep
Uitspraakdatum:15-02-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/142/GV

betreft: [klager] datum: 15 februari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. van Stratum, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 januari 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De bestreden beslissing van 12 januari 2005 is pas op 21 januari 2005 aan klageruitgereikt en ten onrechte niet voor hem in de Roma-taal vertaald. Klager heeft in verband met zijn klemmende persoonlijke omstandigheden verzocht om hem in de gelegenheid te stellen om tijdelijk de inrichting te verlaten om denoodzakelijke hulp en bijstand aan zijn jonge hulpbehoevende gezin te kunnen geven. De Minister heeft in de afwijzende beslissing volstaan met de algemene standaardmotivering zonder toereikend op de aangedragen persoonlijkeomstandigheden en de concrete situatie in te gaan. Het enkele feit dat klager nog een aanzienlijk strafrestant dient te ondergaan, is niet zonder meer redengevend om het onderhavige verzoek af te wijzen. Voorts zijn verzoeker enzijn raadsman niet gehoord op het verzoek en is het verzoek afgewezen op nadien binnengekomen adviezen van de inrichting en het openbaar ministerie en is de beslissing ook om die reden niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen.Nadere (medische) verklaringen over de geestelijke gezondheid van klagers echtgenote en het suïcidegedrag van haar en haar zoontje zijn bijgevoegd. Klager en de raadsman willen graag ter zitting gehoord worden.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is ingesloten samen met vrouw en zijn twee oudste kinderen. De kinderen zijn vrij snel weer in vrijheid gesteld. Zijn vrouw in februari 2004. De kinderenzijn opgevangen door een tante ten tijde van de detentie van beide ouders. Toen zijn vrouw vrij kwam, kon zij de drukte van het gezin niet aan. Via het maatschappelijk werk is zij terecht gekomen bij de Gelderse Roos. De kinderenstaan onder begeleiding van de jeugdreclassering. Op 31 januari 2005 is informatie opgevraagd bij de jeugdreclasseerder. Alleen de tweede zoon valt onder begeleiding van de reclassering. De tante, die het gezin al eerder heeftopgevangen, heeft aangegeven dat zij het gezin eventueel weer wil ondersteunen, maar zij heeft zelf nog wel eens contact met justitie. De jeugdreclassering pakt ook de binnenkomende rekeningen zoals die van het CJIB op. Er kan eenberoep worden gedaan op de maatschappelijk werker, maar de familie staat niet echt open voor hulpverlening. De oudste zoon heeft een leeftijd, waarop hij zijn moeder zou kunnen ondersteunen. Klager kreeg in de locatie Arnhem-Zuidbezoek van vrouw en kinderen en begeleid bezoek met zijn vrouw onder toezicht van de dominee om de problematiek rond de thuissituatie het hoofd te bieden. Ook in de locatie Esserheem ontvangt klager regelmatig bezoek van vrouw enkinderen. De directeur van de locatie Arnhem-Zuid heeft negatief geadviseerd terzake van strafonderbreking op grond van een te lang strafrestant. Het openbaar ministerie heeft eveneens negatief geadviseerd in verband met het telange strafrestant en omdat er geen dwingende reden ten grondslag lag aan het verzoek. Begrijpelijk is dat het voor klagers vrouw prettig is om door haar man ondersteund te worden, maar zij komt met de kinderen op bezoek bij klager.Er is hulpverlening georganiseerd in de vorm van reclassering en de lokale maatschappelijk werker. Een tante is bereid om het gezin de helpende hand te bieden. Klager komt pas in januari 2006 in aanmerking voor detentiefasering.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Arnhem-Zuid heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven niet akkoord te gaan met strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaar met aftrek, wegens diefstal, overtreding van artikel 26 van de Wet wapens en munitie, oplichting en opzetheling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12juli 2007.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor bezoek aan een in ernstig psychische nood verkerende levenspartnerof kind. De beroepscommissie stelt vast dat uit de verschillende bijgevoegde schriftelijke verklaringen van De Gelderse Roos, een Gz-psycholoog en Jeugdzorg Gelderland volgt dat er sprake is van ernstige (psychische) problemenbinnen klagers gezin en dat zij klagers verzoek ondersteunen. Het had op de weg van de Minister gelegen de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te schakelen om zich een oordeel over de ernst van de situatie te vormen.Door dit na te laten is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een onzorgvuldig genomen beslissing. De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de beslissing van de Minister tot afwijzingvan klagers verzoek om strafonderbreking als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zal klagers beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen twee weken een nieuwebeslissing te nemen. Hierbij dient de Minister het advies van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie in te winnen. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van vier weken (na ontvangst). Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 15 februari 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven