Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2900/GV, 7 januari 2005, beroep
Uitspraakdatum:07-01-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/2900/GV

betreft: [klager] datum: 7 januari 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 december 2004 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Hij wil graag strafonderbreking voor de duur van een week om het graf van zijn overleden vrouw te kunnen bezoeken samen met zijn kinderen en daarna nog enige dagen met zijn kinderen te kunnen doorbrengen. Hij vindt het ongepast dathem wordt medegedeeld dat hij dit bezoek kan afleggen zodra hij in aanmerking komt voor detentiefasering. Dit klemt te meer nu klager ziet dat andere gedetineerden wel strafonderbreking verleend wordt in een dergelijke situatie.
De geestelijk verzorger verbonden aan de locatie Zuyder Bos heeft hieraan nog toegevoegd dat de gezinssituatie van klager ernstig is ontregeld en psychisch is ontworteld, omdat de moeder van het gezin is overleden tijdens klagersdetentie. Er heeft dan ook geen rouwverwerking kunnen plaatshebben. Klager komt pas in september 2005 voor verlof in aanmerking.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sedert 2000 gedetineerd. De eerste drie jaar van zijn detentie heeft hij in Zweden uitgezeten. In die periode is zijn echtgenote op 3 september 2003 overleden. Sinds haar overlijden zorgt klagers zuster voor zijn driekinderen van 9, 14 en 15 jaar oud. De regelgeving voorziet niet in verlening van strafonderbreking voor de duur van een week om samen met de kinderen het graf van zijn overleden echtgenote te bezoeken. Klagers zuster kan klagerregelmatig met zijn kinderen bezoeken. De zuster kan eveneens met de kinderen het graf bezoeken. Eerst als klager voor detentiefasering in aanmerking komt kan hij tijdens een regimair verlof aan bezoek aan het graf brengen.

De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzeoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 10 jaar met aftrek, wegens overtreding van de opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 juli 2007.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden dat niet kanworden volstaan met een andere vorm van verlof. Voor wat betreft klagers verzoek om strafonderbreking in verband met het bezoeken van het graf van zijn echtgenote overweegt de beroepscommissie dat in artikel 21 en artikel 24 van deRegeling is bepaald dat voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is, een andere vorm van verlof, namelijk incidenteel verlof, kan worden verleend. Deberoepscommissie is van oordeel dat de door klager aangevoerde gronden voor zijn verzoek om strafonderbreking om een week met zijn kinderen door te brengen niet de bijzondere omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 34 vande Regeling. Derhalve is de afwijzing door de Minister van klagers verzoek om strafonderbreking niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk wordenaangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 januari 2005

secretaris voorzitter

Naar boven