Onderwerp: Bezoek-historie

Plicht van militairen en van burgerpersoneel tot melding van bepaalde ongevallen, waarbij een derde is betrokken
Geldigheid:27-05-1966 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Besch. m.v.d. van 27 mei 1966, directie juridische zaken, afdeling civiel recht, nr. 295.080D, en van 7 juni 1966, nr. 718532

10. Inleiding

11. Op 15 september 1965 is de Verhaalswet ongevallen ambtenaren (Stb. 1965, 354) in werking getreden,

12. Krachtens de vorengenoemde wet heeft de Staat een zelfstandig recht om de uitkeringen en de verstrekkingen, welke aan een ambtenaar in de zin van die wet of aan diens nagelaten betrekkingen zijn gedaan ter zake van een ongeval, dat aan hem of aan een of meer van zijn gezinsleden is overkomen, te verhalen op degene, die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de gevolgen van dat ongeval.

13. Ten behoeve van de uitoefening van dat verhaalsrecht is het noodzakelijk, dat door militairen en door burgerpersoneel, in dienst van het departement van defensie, stipt wordt voldaan aan de meldingsplicht, omschreven in de volgende regelen, in welke regelen wordt verstaan onder "militair" zowel de beroepsmilitair als de in werkelijke dienst verblijvende militair, behorende tot het reservepersoneel of tot het dienstplichtige personeel, en onder "burger" zowel de burgerambtenaar als de arbeidscontractant.

20. Plicht tot melding van een ongeval

21. Iedere militair of burger is verplicht aan de minister van defensie zo spoedig mogelijk kennis te geven van elk ongeval, dat hem hetzij in dienst, hetzij buiten dienst is overkomen, indien:

  1. bij dat ongeval een derde (een ander) is betrokken en
  2. hij ten gevolge van dat ongeval verhinderd is zijn dienst te verrichten.

22. Iedere militair is voorts verplicht aan de minister van defensie zo spoedig mogelijk kennis te geven van elk ongeval, dat aan een lid van zijn gezin is overkomen,

indien:

bij dat ongeval een derde (een ander) is betrokken en ten gevolge van dat ongeval kosten wegens geneeskundige behandeling door een specialist of wegens verpleging in een ziekeninrichting zijn of zullen worden gemaakt, welke op grond van de rechtspositieregeling, die op de militair van toepassing is, geheel of ten dele ten laste van de Staat komen.

23. Voor een kennisgeving als bedoeld in de punten 21 en 22 moet de militair of burger gebruik maken van een formulier van het model, opgenomen in de bijlage van dit voorschrift, aan te vragen bij zijn commandant of bij het hoofd van de dienst, de instelling of het bedrijf, waarbij hij werkzaam is.

24. De militair of burger dient het formulier na invulling en ondertekening in bij de commandant of het hoofd, bedoeld in het vorige punt. Deze zendt het formulier onverwijld rechtstreeks aan de directie juridische zaken van het ministerie van defensie, Bagijnestraat 36 te ’s-Gravenhage.

25. Indien een militair of burger - door welke oorzaak dan ook - niet kan voldoen aan hetgeen hiervoren is bepaald, draagt de commandant of het hoofd, bedoeld in punt 23, zorg voor kennisgeving van het ongeval op de vorenomschreven wijze. Ten aanzien van een militair, die buiten Nederland verblijft, geldt evenwel dat, indien hij deswege niet kan voldoen aan de verplichting, bedoeld in punt 22, de kennisgeving ook kan worden gedaan door een van zijn gezinsleden. Het betrokken gezinslid kan het daartoe benodigde formulier aanvragen bij de directie juridische zaken voornoemd. 1

30. Kennisgeving van het hervatten van de dienst

Indien ter zake van een ongeval, overkomen aan een militair of burger, een kennisgeving als hiervoren bedoeld is ingediend, geeft de commandant of het hoofd, bedoeld in punt 23, zodra de militair of burger zijn dienst heeft hervat, daarvan ten spoedigste rechtstreeks kennis aan de directie juridische zaken voornoemd.

40. Verhaal van schade, door de militair of burger geleden door een ongeval

41. De militair of burger, aan wie een ongeval als bedoeld in punt 21 is overkomen en die daardoor persoonlijk schade heeft geleden, kan de kennisgeving inzake dat ongeval vergezeld doen gaan van een verzoekschrift, gericht aan de minister van defensie, waarbij hij de wens kenbaar maakt om, zo de staat mocht overgaan tot uitoefening van het verhaalsrecht, omschreven in punt 12, daarbij tevens te zijnen behoeve de vorenbedoelde persoonlijke schade te verhalen. Inwilliging van een dergelijk verzoek kan slechts worden overwoger voor schade, die niet door verzekering wordt gedekt, en mits de schadevordering naar het oordeel van de minister binnen redelijke grenzen blijft. Het verzoek moet een gespecificeerde opgave bevatten van de geleden schade. Het moet zoveel mogelijk worden gestaafd met rekeringen of andere bewijsstukken. Bewijsstukken, welke pas later worden verkregen, moeten worden nagezonden.

42. Indien de Staat de bemiddeling, bedoeld in het vorige punt, verleent, worden de militair of burger daarvoor geen kosten in rekening gebracht.

Bijlage Model Df 243

11_70_500_b1

 

11_70_500_b2

Naar boven