Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/2383/GB, 10 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:10-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/2383/GB

Betreft: [klager] datum: 10 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 september 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de penitentiaire inrichting voor psychologisch onvolwassenen (hierna jovo-gevangenis) De Corridor te Zeeland afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 14 december 2003 gedetineerd. Hij verbleef op de verslavingsbegeleidingsafdeling Nieuw Vosseveld te Vught. Op 23 augustus 2004 is hij geplaatst in de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen Nieuw Vosseveld, waareen regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau gelden.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de jovo-gevangenis De Corridor als volgt toegelicht.
Klager is niet meer verslaafd en niet vanaf de drugsvrije afdeling gegaan, omdat hij nog verslaafd zou zijn, maar omdat hij niet kon bereiken wat hij wilde. Verder wilde zijn mentor niet meewerken om hem in een beperkt beveiligdeinrichting (b.b.i.) te plaatsen. Klager is 23 jaar oud en zit in de laatste zeventien maanden van zijn gevangenisstraf. Plaatsing in een b.b.i. is belangrijk voor hem, omdat hij dan meer structuur krijgt in het invullen van zijn dagen weer maatschappelijk kan integreren. Klager wil doorgaan met zijn studie, die belangrijk voor hem is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef op de vba. Klager ontkende zijn verslavingsprobleem en had recent een positieve score op THC. Om die redenen is hij geselecteerd voor de jovo-gevangenis Nieuw Vosseveld met een regime van algehele gemeenschap. Tegendie beslissing werd geen bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft hij verzocht om selectie voor een b.b.i.. Op grond van zijn recente selectie voor een gesloten inrichting en zijn verslavingsproblematiek is het verzoek afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting inaanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de Memorie van Toelichting op dit artikel staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rolspeelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van depreventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen deaard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Gelet op klagers verslavingsproblematiek en het feit dat klager recent een positieve score had voor wat betreft het gebruik van soft drugs, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde grondengebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 november 2004

secretaris voorzitter

Naar boven