Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1579/GA, 29 september 2004, beroep
Uitspraakdatum:29-09-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1579/GA

betreft: [klager] datum: 29 september 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.G.M. van den Hoogen,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 14 juni 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2004, gehouden in de locatie Alphen aan den Rijn, zijn door een lid van de Raad gehoord klager, bijgestaan door voornoemde mr. D.G.M. van den Hoogen, advocaat te Den Haag, en deheer [...], unit-directeur van de locatie Alphen aan den Rijn.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager voorafgaand aan een urinecontrole is gevisiteerd en de wijze waarop dit is gebeurd.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gaat klager niet om de urinecontrole, daar werkt hij altijd aan mee, maar voor een visitatie dienen volgens hem ernstige verdenkingen aanwezig te zijn. Klager verbijft al jaren in detentie, hij staat bekend als een rustige manen heeft nog nooit drugs gebruikt. Klager heeft de penitentiair inrichtingswerkers gevraagd waarom hij uit de kleren moest, maar hier kreeg hij geen antwoord op. Als hij het niet deed, zou hij een rapport krijgen. Klager heeft devisitatie als zeer denigrerend ervaren en vond deze ook sexueel getint. De visitatie vond plaats in een klein kamertje met spiegels bovenin de hoeken, zodat ze van alle kanten kunnen zien wat je doet. Echter de aanwezigepenitentiair inrichtingswerker, een lange man, keek ook nog over de schouder van klager mee bij het uitkleden. Klager bestrijdt dat standaard voorafgaand aan een urinecontrole wordt gevisiteerd. Het is klager nu pas eenmaaloverkomen en hij weet maar van twee andere gevallen binnen een jaar.

Namens klager is hier nog het volgende aan toegevoegd.
Klager legt ter zitting een verklaring over van twee gedetineerden die bevestigen dat ze zonder aanleiding zijn gevisiteerd voorafgaand aan een urinecontrole. Één van hen beklaagt zich ook over de wijze van visiteren. De visitatiewas ten aanzien van klager niet nodig. Hij is nooit positief bevonden en er bestond geen verdenking jegens hem. De wijze waarop de visitatie heeft plaatsgevonden is buiten proportioneel geweest. Klager wijst op een uitspraak van deRaad in het Bajesboek, waaruit blijkt dat een klacht over een visitatie wel ontvankelijk is. De directeur zou er goed aan doen het standaardbeleid dat kennelijk ten aanzien van visiteren voorafgaand aan urinecontroles bestaat,bekend te maken bij de gedetineerden.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het visiteren is een zeer ingrijpende procedure. Het is echter een noodzakelijk middel in de strijd tegen drugs in de inrichting. Een visitatie voorafgaand aan een urinecontrole is zeer gebruikelijk. Het betreft hier eenstandaardprotocol dat voor iedereen geldt zonder aanzien des persoons. Ook de wijze waarop de visitatie plaatsvindt gebeurt volgens dit protocol. Het gaat hier om een dienstinstructie voor het personeel die niet in de huisregels isopgenomen. De visitatie vindt plaats in een isoleerruimte. De spiegels in die ruimte dekken niet alles, waardoor het nodig kan zijn dat er over de schouder meegekeken wordt bij het uitkleden.

3. De beoordeling
Visitatie, in casu voortvloeiend uit een dienstinstructie voor het personeel, betreft een voor de gedetineerde ingrijpende, hem individueel rakende beslissing, waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, Pbw beklag openstaat. Deuitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt dat haar op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen niet is gebleken dat de visitatie van klager op denigrerende, seksueel getinte wijze heeft plaatsgehad. Het beroep zal opdit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Op grond van artikel 29, eerste lid, Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand aan of na afloop van bezoek, danwel indien dit anderszins noodzakelijk is in hetbelang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.
Ingevolge artikel 30, eerste lid, Pbw kan de directeur, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting danwel in verband met de beslissing tot plaatsing of overplaatsingdanwel in verband met de verlening van verlof, een gedetineerde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.

De beroepscommissie stelt vast dat ten aanzien van klager is beslist tot een visitatie op grond van een dienstinstructie, die niet is opgenomen in de huisregels, waarin een visitatie stelselmatig wordt gekoppeld aan eenurinecontrole. Het stelselmatig koppelen van urinecontrole en visitatie vindt geen basis in de artikelen 29, eerste lid, en 30, eerste lid, Pbw. De wettelijke regels kennen deze ingrijpende bevoegdheden slechts in individuelegevallen toe en niet als regel. De visitatie is derhalve in strijd met de wet en het beroep zal dan ook op dit onderdeel gegrond worden verklaard.
Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, zal aan klager na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag. Voorzover het beklag betreft de wijze waarop de visitatie heeft plaatsgevonden, verklaart zij het beklagongegrond.
Voorzover het beklag de beslissing tot visitatie betreft, verklaart zij het beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. M. Kooyman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 29 september 2004

secretaris voorzitter

Naar boven