Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1133/TA, 29 juli 2004, beroep
Uitspraakdatum:29-07-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1133/TA

betreft: [klager] datum: 29 juli 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 1 juni 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 11 mei 2004 van de beklagcommissie bij het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager is op 9 juli 2004 in de inrichting gehoord door een lid van de beroepscommissie. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Klagers raadsman heeft bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, is namens het hoofd van genoemde tbs-inrichting de heer [...], hoofd van de afdelingintensieve zorg ICU-A van de inrichting. Hiervan is het eveneens aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing d.d. 10 maart 2004 tot verlenging met een half jaar van het verblijf van klager op de afdeling voor intensieve zorg, in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt -zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
De kern van klagers bezwaar tegen de bestreden beslissing is dat op de afdeling voor intensieve zorg (ICU-A) voortdurend op zijn gedrag wordt gelet. Hij wil liever - op een andere afdeling waar minder personeel is en meer patiëntenzijn - wat meer opgaan in de massa, zodat hij niet zo constant op zijn gedrag zal worden aangesproken en er minder aanleiding voor strubbelingen zal zijn. Hij heeft in het verleden in de p.i. De Marwei in een grotere groep kunnenfunctioneren.
Klager geeft toe dat hij onlangs, in een periode waarin de dosering van zijn medicatie - in verband met de bijwerking dat hij een permanent hongergevoel had - was verlaagd, ten opzichte van een personeelslid in de fout is gegaan.Hij had de stellige indruk dat hij door dit personeelslid denigrerend werd uitgelachen, maar dit behoeft niet het geval te zijn geweest. Klager moet nog beter leren met zijn argwaan om te gaan. Hij wil het vertrouwen van hetpersoneel, dat ten tijde van het horen naar aanleiding van het beroep nog broos was, weer opbouwen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep - zakelijk weergegeven - het volgende standpunt ingenomen.
De beslissing tot verlenging van klagers verblijf op de ICU is genomen omdat er sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek, die tot ernstige agressie kan leiden. Het laatste halfjaar vóór de verlengingsbeslissing d.d. 10maart 2004 is er, mede als gevolg van het behandelbeleid op de ICU, wel verbetering bereikt, te weten agressievermindering en afname van paranoïdie en waanvorming. Het behandelteam was tot 10 maart 2004 tevreden over klagers tot dantoe bereikte vorderingen. Dit team kent klager goed en kan klager sturen. De structuur van de ICU doet klager goed. Het is een afdeling met twaalf verpleegden. Er heerst een beheersregime, met weinig contact tussen groepsgenoten.Klager kan op de ICU meer leren, omdat er op deze afdeling meer personeelsleden aanwezig zijn. Klagers behandelingscoördinator is van oordeel dat de invloed die van een grotere groep op klager kan uitgaan vooralsnog beperkt moetworden. Klager mist nog “gereedschappen”om zich op een afdeling met een grotere groep zelfstandig te handhaven zonder agressie. Hij dient te leren om vóóraf aan te geven dat hij agressie voelt opkomen. Getracht zal worden klagersziektebesef te vergroten. Door middel van directe begeleiding kan gewerkt worden aan geleidelijke uitbreiding van klagers acitiviteitenplan en zijn ruimte om contacten aan te gaan, met het doel te gelegenertijd interne overplaatsingte realiseren. Beoogd wordt klager op den duur op een werkplaats te laten werken.
Medicatie is de basis voor de stabilisatie en de vooruitgang van klagers gezondheid en welzijn. De motivatie voor en acceptatie van medicatie door klager is volgens de inrichtingspsychiater een probleem. Net voor de specialeteambespreking (STB) van 10 maart 2004 is klager gestopt met het innemen van Depakine; klager wilde alleen Zyprexa en dit geneesmiddel acht de psychiater niet voldoende. Ten tijde van het stoppen met de Depakine (eind februari 2004)was de verwachting van het behandelteam dat het over een maand minder goed met klager zou gaan. Verwacht werd dat genoemde vooruitgang zonder medicatie snel zou afkalven. Klager heeft op 29 april 2004 onverwacht een personeelslid inhet gezicht geslagen en is vervolgens in een separeercel geplaatst. Gelet op zijn gedrag tijdens de separatie is besloten tot het luchten met handboeien en tot “klepbediening”. Tijdens de separatie, die een maand heeft geduurd, iszijn medicatie weer bijgesteld
Na ommekomst van de separatie is klager naar de ICU teruggekeerd. De personeelsleden van deze afdeling zijn bereid de behandelrelatie met hem voort te zetten.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 32, tweede lid, Bvt bepaalt het hoofd van de inrichting telkens na ten hoogste zes maanden of voortzetting van het verblijf op de afdeling voor intensieve zorg met het oog op een belang als bedoeld in het eerstelid noodzakelijk is.
In artikel 7, vierde lid, onder a, en vijfde lid, onder c, Bvt is, voorzover in beroep van belang, bepaald dat de beslissing tot voortzetting van verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 Bvt isvoorbehouden aan het hoofd van de inrichting, evenals de hoorplicht ex artikel 53 Bvt, voorzover het hoofd van de inrichting de desbetreffende beslissing zelf neemt of heeft genomen.
Voorts bepaalt artikel 54 Bvt dat de verpleegde onverwijld, schriftelijk en voor zoveel mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal, een met redenen omklede, gedagtekende en ondertekende mededeling betreffende elke beslissing alsbedoeld in artikel 53, eerste lid, Bvt ontvangt.

Blijkens de schriftelijke mededeling d.d. 10 maart van het hoofd van de inrichting heeft de voorzitter van het Divisie Staf Beraad (DSB) klager gehoord over het voornemen klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg voor deduur van een half jaar voort te zetten en heeft het DSB op 10 maart 2004 deze beslissing in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting genomen. De beroepscommissie stelt vast dat de hoorplicht onjuist is nageleefd en debestreden beslissing onbevoegd is genomen, terwijl voorts niet is kunnen blijken dat de bestreden beslissing onverwijld schriftelijk is medegedeeld aan klager. Evenmin blijkt uit de schriftelijke mededeling wanneer de bestredenbeslissing is ingegaan. Dit leidt ertoe dat het beroep op formele gronden gegrond zal worden verklaard.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende.
Uit de stukken blijkt dat klager lijdt aan ernstige persoonlijkheidsstoornissen, die gepaard zijn gegaan met ernstige agressie. Het doel van de intensieve begeleiding op de ICU is te bevorderen dat zijn achterdocht vermindert, datagressief gedrag afneemt en dat hij inzicht krijgt in zijn gedrag.
Tot aan de datum van de bestreden beslissing heeft klager naar het oordeel van het behandelteam goed gefunctioneerd. Middels medicijngebruik - een combinatie van Zyprexa en Depakine - is in die periode bereikt dat paranoïdesymptomen niet meer manifest in klagers gedrag aanwezig waren. Aan het einde van bedoelde periode is klager echter gestopt met het innemen van het middel Depakine en heeft hij de geadviseerde dosering van de Zyprexa laten verlagen.De inrichting verwachtte toen al dat klagers vooruitgang spoedig zou verminderen. Na de verlengingsbeslissing is dit ook bevestigd, want kort daarna is klager ernstig agressief opgetreden tegen een personeelslid. Acceptatie van enmotivatie voor de geadviseerde medicatie vormen kennelijk een probleem voor klager. Van belang wordt geacht dat zijn ziektebesef wordt vergroot. Klager beseft thans zelf ook dat hij beter met zijn argwaan moet leren omgaan.
In dit verband merkt de beroepscommissie op dat klager zich dient zich te realiseren dat hij niet op geboekte vooruitgang kan rekenen als hij zonder overleg het behandelplan verbreekt en met de medicatie stopt; dit kan gevaarlijkgedrag opleveren.
Voorts is aannemelijk dat klagers sociale vaardigheden dienen te verbeteren voordat met vertrouwen kan worden overgegaan op een verblijf in een grotere leefgroep.

Aannemelijk is geworden dat klagers ziektebeeld en functioneren op de huidige afdeling van verblijf thans nog onverminderd intensieve behandeling vergen en dat deze hem aldaar zowel medicamenteus als gedragstherapeutisch wordtaangeboden.
Genoemde zorg is er, ondanks klagers recente terugval in agressief gedrag, en in aanmerking genomen dat klager zich weer voor zijn behandeling wil inzetten, mede op gericht klager te zijner tijd verantwoord op een reguliere afdelingte kunnen plaatsen.
Gelet op de stukken en het ter zitting verhandelde is de beslissing tot voortzetting van klagers verblijf op de afdeling voor intensieve zorg met het oog op de handhaving van de orde of veiligheid materieel niet in strijd met dewet, noch bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onbillijk of onredelijk te achten. Het beroep zal derhalve materieel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op formele gronden gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog op formele gronden gegrond. Zij kent geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. C.L. van den Puttelaar en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 29 juli2004.

secretaris voorzitter

nummer: 04/1133/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 14 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatieZwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. drs. F.A.M. Bakker;
leden: mr. C.L. van den Puttelaar en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 juli 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, is namens het hoofd van genoemde tbs-inrichting gehoord de heer [...], hoofd van deafdeling intensieve zorg (ICU-A) van het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Op de ICU verblijven twaalf verpleegden en zijn hebben een minimaal groepscontact; er is een beheersregime. Dit gaat echter veranderen in een behandelregime, met trainingen in groepen van drie, vier of vijf verpleegden.
De beslissing tot verlenging van klagers ICU-verblijf is genomen in het Divisie Staf Beraad (DSB)-Stabiliseren. Onder anderen zijn daarbij het hoofd van de inrichting en het afdelingshoofd van de ICU aanwezig. De bestredenbeslissing is een beslissing van deze vergadering als geheel. Als het hoofd van de inrichting het niet eens is met de beslissing dan beslist hij.
Met betrekking tot klager zijn op de ICU drie beelden waargenomen.
- Het beeld tot 10 maart 2004 was zeer gunstig. Dit was toen de basis voor het denken over overplaatsing op een termijn van tenminste een jaar.
Op 10 maart 2004 is besloten klagers verblijf op de ICU met een half jaar te verlengen. Wij willen dat klagers sociale vaardigheden worden vergroot; hij zou anders op een grotere afdeling ernstig in problemen kunnen komen. Er zoudenzich incidenten met een agressief karakter kunnen voordoen.
- Klager heeft besloten te stoppen met (een deel van) zijn medicatie. Zijn conditie is daardoor achteruit gegaan en er heeft zich op 29 april 2004 een ernstig incident voorgedaan. Klager heeft een personeelslid geslagen. Sindsdienheeft hij een maand in separatie gezeten. In deze periode is zijn medicatie op orde gekomen. De Depakine is voor de inrichting van belang. De kliniek zoekt steeds naar de juiste medicatie. Klagers gewicht is niet alleen beïnvloeddoor de medicatie maar ook door zijn etenswijze.
Het getroffen personeelslid is overgeplaatst naar een andere afdeling.
- Klager is thans weer terug op de ICU-A. Deze afdeling wil wel met klager verder, omdat hij nog krediet heeft uit de eerstgenoemde fase, waarin hij positieve resultaten heeft bereikt. Incidenten kunnen altijd voorkomen, maar hetmoet niet te vaak zijn.
Klager is vriendelijk en volgt de aanwezingen van het personeel op. Klager heeft gezegd dat hij zelf ook erg van zijn gedrag is geschrokken en hij heeft zijn spijt betuigd. Hij zegt dat hijzelf ook een aantal doelen heeft, die hijook gaat halen.

secretaris voorzitter

Naar boven