Mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en Wet veiligheidsonderzoeken
De Minister van Defensie,
Artikel
1
Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
WIV:
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Stb. 2002, 148);
b.
WVO:
Wet veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525);
c.
Minister:
Minister van Defensie;
d.
MIVD:
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;
e.
Directeur van de MIVD:
Hoofd van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;
f.
mandaat:
bevoegdheid om namens de Minister, onder diens verantwoordelijkheid en met inachtneming van diens aanwijzingen en richtlijnen besluiten te nemen en stukken vast te stellen en uitgaande stukken te ondertekenen.
relaties0relaties0
Artikel
2
Mandaat Secretaris-Generaal
1. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Secretaris-Generaal ten aanzien van:
relaties0 2. Bij afwezigheid of verhindering van de Secretaris-Generaal treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.
relaties0
relaties0
Artikel
3
Mandaat Directeur MIVD
1. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD ten aanzien van de bevoegdheden, bedoeld in de
WIV.
relaties0 2. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD ten aanzien van:
d.het aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in
artikel 3 van de WVO juncto
artikel 2 van de WVO voorzover het betreft functies die als vertrouwensfunctie moeten worden aangemerkt in verband met de daarmee samenhangende noodzaak om toegang te hebben tot militaire installaties.
relaties0
relaties0 3. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD voor wat betreft defensieorderbedrijven en TNO-defensieonderzoek ten aanzien van:
a. het in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in
artikel 3 van de WVO;
relaties0
b. het instemmen met de weigering van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in
artikel 8 van de WVO;
relaties0
c. het instemmen met de intrekking door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in
artikel 10 van de WVO.
relaties0
relaties0 4. In afwijking van het eerste lid zijn van mandaatverlening aan de Directeur van de MIVD uitgesloten:
a. stukken en besluiten met betrekking tot:
2º.het verlenen van toestemming voor de verlenging van de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in de
artikelen 20,
21,
22, eerste lid, onder a en b, en
artikel 24 van de WIV voorzover sprake is van een principieel beleidsmatig of politiek gevoelig karakter of voorzover het betreft de uitoefening binnen een woning van de bijzondere bevoegdheid, bedoeld in de
artikelen 20, eerste lid, onder a, en
22, eerste lid, onder a;
relaties0
relaties0
h. overige stukken en besluiten waarbij sprake is van een principieel beleidsmatig of een politiek gevoelig karakter.
relaties0
relaties0 5. In afwijking van het derde lid zijn van mandaatverlening aan de Directeur van de MIVD uitgesloten de in het derde lid bedoelde bevoegdheden voor zover respectievelijk de instemming, weigering of intrekking van de verklaring van geen bezwaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf is voorbehouden.
relaties0 6. Bij afwezigheid of verhindering van de Directeur van de MIVD treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.
relaties0
relaties0
Artikel
4
Voorwaarden uitoefening mandaat
1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt met inachtneming van de voor de burgerlijke rijksdienst en de voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels alsmede met inachtneming van de aan de uitoefening van het mandaat gestelde regelen en de daaraan verbonden instructies.
relaties0 2. De mandataris is gehouden de gestelde regels en instructies op te volgen.
relaties0
relaties0
Artikel
5
Zelfbeslissingsrecht mandans
De mandans is te allen tijde bevoegd de op basis van mandaat verleende bevoegdheden zelf uit te oefenen.
relaties0relaties0
Artikel
6
Voorleggen ter beslissing aan mandans
De mandataris maakt geen gebruik van een aan hem verleend mandaat in de gevallen waarin hij van mening is dat de mandans een beslissing dient te nemen of een stuk dient vast te stellen en te ondertekenen.
relaties0relaties0
Artikel
7
Doormandatering
De Directeur van de MIVD kan de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 3 van deze regeling geheel of gedeeltelijk schriftelijk doormandateren aan de onder hem ressorterende functionarissen.
relaties0relaties0
Artikel
8
Ondertekening
1. Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in
artikel 2 van deze regeling, is de Secretaris-Generaal gehouden in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking te brengen door het opnemen van de volgende formule:
DE MINISTER VAN DEFENSIE
voor deze,
De Secretaris-Generaal
Handtekening
Naam
relaties0 2. Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in
artikel 3 van deze regeling, is de Directeur van de MIVD gehouden in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking te brengen door het opnemen van de volgende formule:
relaties0
relaties0
Artikel
9
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 mei 2002.
relaties0relaties0
`s-Gravenhage
3 juli 2002
De
Minister van Defensie
,
Versie informatie document
Publicatie op Ministeriële- en Defensie publicaties:
Huidige versie: 20030504
Datum beschikbaarheid huidige versie: 04-05-2003 (vanaf dit moment beschikbaar op Ministeriële- en Defensie publicaties)
Datum document:
Publicatiedatum: 04-05-2003