Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0012/GA, 13 mei 2004, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/12/GA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 december 2003 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de omstandigheid dat klager, terwijl hij zich die dag ziek had gemeld, op 3 september 2003 geen toestemming kreeg om met zijn kinderen te telefoneren;
b. het op 17 september 2003 niet tijdig aan klager doorgeven van een telefoonbericht van diens advocaat;
c. de weigering om klager in het bezit te stellen van een op 18 september 2003 aangekomen krant;
d. de omstandigheid dat vanaf 5 oktober 2003 de voor het volgen van onderwijs bestemde uren zijn verminderd van drie uur naar minder dan een uur;
e. het op 11 september 2003, 21 september 2003 en op 2 oktober 2003 opzettelijk vernielen van per post aan klager gezonden floppy disks en
f. de weigering toestemming te geven tot invoer van Cd-rom’s.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag met betrekking tot de onderdelen a, b, c en d, het beklag ongegrond verklaard met betrekking tot onderdeel e en het beklag met betrekking tot onderdeel fdeels ongegrond verklaard en klager deels niet-ontvankelijk verklaard. Een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.

De beklagcommissie heeft niet binnen de wettelijke termijn van maximaal acht weken vanaf de datum van ontvangst van het klaagschrift uitspraak gedaan. Er is sprake van schending van de Nederlandse wet en het EVRM.
Klager verzoekt de voorzitter van de beroepscommissie ofwel de voorzitter van de beklagcommissie ofwel de directeur van de inrichting om stukken in de Engelse taal.
De beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie om het beroep schriftelijk te behandelen is in strijd met de wet en het EVRM.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft aangegeven dat de beslissing van de voorzitter van de beroepscommissie om het beroep schriftelijk te behandelen in strijd is met de wet en het EVRM. Op grond van het bepaalde in artikel 69, derde lid onder a, van de Pbwkan de beroepscommissie het beroep schriftelijk behandelen. De beroepscommissie acht zich in dit geval voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten, daaromaf. De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat de omstandigheid dat klager een klacht over de wijze van behandeling van het beklag en het beroep heeft neergelegd bij het Europees Hof, geen reden vormt om daaromtrent thans tot eenander oordeel te komen.

De mondelinge behandeling bij de beklagcommissie heeft plaats gehad met bijstand van een tolk. Deze tolk heeft de zakelijke inhoud van de stukken van het geding in de Engelse taal aan klager voorgehouden. In beroep zijn slechtsstukken in de Engelse taal aan het dossier toegevoegd. Het verzoek om vertaling van stukken wordt afgewezen.

De beroepscommissie stelt vast dat de behandeling van klagers klachten door de beklagcommissie in dit geval de termijn van vier weken zoals bedoeld in artikel 67, eerste lid Pbw heeft overschreden en dat niet is gebleken van eenmededeling van verlenging van deze termijn. Nu de wet hier geen sanctie aan verbindt en de zaak in beroep geheel opnieuw wordt beoordeeld, kan een en ander niet leiden tot gegrondverklaring van het beklag.

De beroepscommissie overweegt met betrekking tot de ontvankelijkheid van de onderdelen a, c en d van het beklag het volgende.
Geklaagd is over de omstandigheid dat klager op 3 september 2003 geen toestemming kreeg om met zijn kinderen te telefoneren omdat hij zich die dag ziek had gemeld, dat geweigerd is om klager in het bezit te stellen van een op 18september 2003 aangekomen krant, alsmede over de omstandigheid dat vanaf 5 oktober 2003 de voor het volgen van onderwijs bestemde uren zijn verminderd van drie uur naar minder dan een uur.
Klager beklaagt zich feitelijk over de concrete wijze waarop een drietal voor alle gedetineerden geldende regelingen op hem wordt toegepast. Daarom is beklag mogelijk en dient klager derhalve in zoverre alsnog ontvankelijk te wordenverklaard in zijn beklag.

Met betrekking tot de ontvankelijkheid van onderdeel b overweegt de beroepscommissie dat nu het (tijdig) doorgeven van telefoonberichten van advocaten valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur, dit dient te wordenaangemerkt als een klager betreffende door of namens de directeur genomen beslissing, als bedoeld in artikel 60, eerste lid Pbw. Klager is derhalve ook met betrekking tot dit onderdeel alsnog ontvankelijk in zijn beklag.

Onderdeel a.
Aan de orde is de vraag of klager ten onrechte geen toestemming heeft gekregen om op 3 september 2003 met zijn kinderen te telefoneren. Artikel 39, eerste lid, Pbw bepaalt dat de gedetineerde het recht heeft ten minste eenmaal perweek op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende 10 minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De hieraan verbonden kostenkomen, tenzij de directeur anders bepaalt, voor rekening van de gedetineerde. Uitgangspunt moet zijn dat de directeur terzake van de uitvoering van voormeld recht een zekere beleidsvrijheid toekomt en dat alleen dan van onzorgvuldighandelen kan worden gesproken als de directeur in redelijkheid niet tot de terzake genomen uitvoeringsbeslissingen heeft kunnen komen. Uit de toelichting van de directeur is naar voren gekomen dat klager op grond van de huisregels,waarin is opgenomen dat een gedetineerde ingeval van ziekte slechts aan de activiteit van bezoek deel mag nemen, hetgeen impliceert dat geen deel kan worden genomen aan de geboden recreatiemomenten waar ook de belmomenten ondervallen, geen toestemming is gegeven om op 3 september 2003 met zijn kinderen te telefoneren. Nu klager zich in die week slechts een dag ziek heeft gemeld, heeft klager de rest van de week de mogelijkheid gehad om met zijn kinderente telefoneren. Dit maakt dat de handelwijze van de directeur niet onzorgvuldig genoemd kan worden. Het beroep dient in zoverre ongegrond te worden verklaard.

Onderdeel b.
Aan de orde is de vraag of klager op 17 september 2003 niet tijdig een telefoonbericht is doorgegeven.
De beroepscommissie is van oordeel dat op grond van de stukken en uit hetgeen in beroep is aangevoerd onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager op 17 september 2003 niet tijdig een telefoonbericht van zijn advocaat heeftdoorgekregen. Het beroep dient derhalve in zoverre ongegrond te worden verklaard.

Onderdeel c
Aan de orde is de vraag of klager al dan niet terecht niet in het bezit is gesteld van een op 18 september 2003 aangekomen krant.
Voorop staat dat de invoer van kranten aan klager niet zonder meer verboden wordt. Klager wordt de mogelijkheid geboden om boeken, kranten en tijdschriften in te voeren volgens de voorwaarden zoals onder meer geformuleerd in dehuisregels. Niet aannemelijk is dat het klager door de gestelde voorwaarden onmogelijk is gemaakt om boeken, kranten of tijdschriften in te voeren. De gestelde voorwaarden zijn niet in strijd met andere (hogere) regels, waaronderbegrepen het EVRM.
De beroepscommissie komt, bij afweging van alle belangen en omstandigheden van het geval tot het oordeel dat de weigering van de directeur om enkel onder voorwaarden de invoer van de krant toe te staan niet in strijd is met eenwettelijke bepaling en ook niet als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt en niet in strijd is met de geldende regelgeving. Het beroep zal dan ook in zoverre ongegrond worden verklaard.

Onderdeel d
De omstandigheid dat vanaf 5 oktober 2003 de voor het volgen van onderwijs bestemde uren zijn verminderd van drie uur naar minder dan een uur is aan de orde.
De directeur heeft aangevoerd dat het zou kunnen dat er een verandering in het aantal studiemomenten heeft plaatsgehad maar dat er nog steeds meer uren worden aangeboden dan het wettelijk minimum.
De beroepscommissie is van oordeel dat nu klager een dagprogramma aangeboden krijgt dat tenminste voldoet aan de minimale wettelijke duur, de beslissing van de directeur om een wijziging in het dagprogramma in te voeren niet instrijd is met de wet noch onredelijk of onbillijk is. Het beroep zal in zoverre ongegrond worden verklaard.

Hetgeen met betrekking tot de onderdelen e en f in beroep is aangevoerd kan – voorzover dat is komen vast te staan – naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hetberoep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voorzover deze betrekking heeft op de onderdelen a tot en met d, verklaart klager in zoverre alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep voor zover betrekking hebbende op de onderdelen e en f ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 13 mei 2004

secretaris voorzitter

Naar boven