Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7250/TB, 22 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-20/7250/TB

betreft: [klager]            datum: 22 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.A. Kamans, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een beslissing van 10 juni 2020 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. I.A. Kamans, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Mr. R.A. Bruinsma heeft de behandeling van de zaak overgenomen van mr. I.A. Kamans en heeft eveneens een toelichting op het beroep aan de Raad toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden) afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Verweerder heeft op 28 februari 2019 beslist klager te plaatsen in FPC Dr. S. van Mesdag (hierna: Van Mesdag). Op 12 mei 2020 heeft klager verzocht hem over te plaatsen naar De Kijvelanden. Dit verzoek is op 10 juni 2020 afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

De belangrijkste reden voor klager om overgeplaatst te worden naar

De Kijvelanden ligt in het feit dat er meer ondersteuning en bezoek van familie valt te verwachten. Zoals volgt uit de bestreden beslissing komt de familie thans weinig op bezoek. Klager beschikt over een machtiging voor begeleid verlof.

Voor het voor de toekomst broodnodige sociale vangnet is het van belang dat klager zijn contacten met de familie aanhaalt en onderhoudt. Dit is alleen mogelijk indien klager in de buurt verblijft van zijn familie.

Het besluit bevat een motiveringsgebrek. Er wordt enerzijds gemeld dat het niet wenselijk is dat klager in de buurt is van de slachtoffers, terwijl anderzijds wordt overwogen dat klager tijdens verloven op bezoek kan bij zijn familie in de regio Rotterdam. Niet valt in te zien hoe het argument dat de slachtoffers in de regio Rotterdam wonen dan alsnog een contra-indicatie kan zijn.

De tbs-maatregel is gericht op terugkeer in de maatschappij. Klager zal vroeg of laat terugkeren naar zijn leefomgeving in Rotterdam. Klager heeft zijn familie aldaar. Een overplaatsing naar de kliniek nabij Rotterdam is van groot belang voor klager en ook inherent aan genoemde resocialisatiegedachte van de tbs-maatregel. De familie van een tbs-gestelde dient immers als vangnet te werken voor klager om bij resocialisatie niet te vervallen in delinquent gedrag. Recidive-analyses vallen of staan met het hebben van een goed netwerk. Klager woont te ver van zijn familie, waardoor hem feitelijk het (fysieke) contact met zijn familie ontvalt en de vangnetfunctie daar ook mee komt te vervallen. Klagers familie heeft niets te maken met het indexdelict en er bestaat geen enkel zwaarwegend bezwaar in die zin om hem in De Kijvelanden te plaatsen.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

Uit de reactie op het overplaatsingsverzoek van Van Mesdag van 27 mei 2020 blijkt dat de instelling geen indicatie ziet voor overplaatsing. De behandeling loopt voorspoedig en zij zien nog voldoende behandelmogelijkheden. Alhoewel klagers wens tot behandeling rond Rotterdam begrijpelijk is, wordt zijn sociale netwerk aldaar niet als dusdanig ondersteunend en beschermend gezien dat dit reden is om hem over te plaatsen. De door klager ervaren onrust zal niet (wezenlijk) afnemen door overplaatsing. Van Mesdag beschikt over een machtiging voor begeleid verlof en wil toewerken naar plaatsing van klager op een FPA (te Zuidlaren).

Overplaatsing in deze fase van de behandeling zou slechts leiden tot behandelvertraging. De afwijzing is ook in overeenstemming met het gehanteerde uitgangspunt dat voortgang in de behandeling voor regionale voorkeur gaat.

In dit geval komt daar nog bij dat het Openbaar Ministerie op 14 mei 2020 negatief heeft geadviseerd ten aanzien van plaatsing van klager in de regio Rotterdam.

Dat er in de fase van begeleid verlof wel mogelijkheden zijn voor netwerkbezoek is hieraan niet tegenstrijdig. Begeleid verlof is doelgericht en wordt begeleid door medewerkers van de kliniek. De kans op confrontatie met de slachtoffers is hierdoor klein. Dit is anders in geval de resocialisatie wordt vormgegeven vanuit de regio Rotterdam.

4.         De beoordeling

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst, wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Uit de reactie van Van Mesdag op het overplaatsingsverzoek blijkt dat de instelling geen indicatie ziet voor overplaatsing. Van Mesdag ziet nog voldoende behandelmogelijkheden en zij zien geen meerwaarde in plaatsing in de regio van zijn sociale netwerk. Klagers sociale netwerk wordt niet als dusdanig ondersteunend en beschermend gezien dat dit reden is om hem over te plaatsen.

Van Mesdag beschikt over een machtiging voor begeleid verlof en wil toewerken naar plaatsing van klager op een FPA. Overplaatsing in deze fase zou dan ook slechts leiden tot behandelvertraging.

Gelet op het voorgaande dient naar het oordeel van de beroepscommissie in dit stadium van het behandeltraject het belang van voortgang van klagers behandeling te prevaleren boven het belang van klager om bij overplaatsing meer contact te kunnen onderhouden met zijn netwerk.

Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie negatief geadviseerd ten aanzien van plaatsing van klager in de regio Rotterdam, hetgeen een contra-indicatie is voor overplaatsing van klager naar De Kijvelanden. Dat klager tijdens begeleid verlof op netwerkbezoek kan gaan in de regio Rotterdam doet daaraan niet af, nu begeleid verlof plaatsvindt onder begeleiding van medewerkers van de instelling. Hierdoor is de kans op confrontatie met slachtoffers kleiner dan in het geval klagers resocialisatietraject zou worden vormgegeven vanuit De Kijvelanden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 22 oktober 2020.

secretaris                                                    voorzitter

Naar boven