Bijlage Conversiemethode
§ 1 Begripsomschrijving:
Art 1.
Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
a. pensioenregeling: het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP;
b. conversie: de omzetting van de pensioenrechten krachtens de Algemene militaire
pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het
Nabestaandenreglement militairen naar pensioenrechten op grond van de
pensioenregeling;
c. conversiedatum: de datum waarop de pensioenregeling mede voor het militair personeel en
hun nabestaanden is gaan gelden;
d. contante waarde: het bedrag waarop een opgebouwd uitzicht op pensioen wordt gewaardeerd
door vermenigvuldiging van dat pensioen met de contante-waardefactor;
e. contante-waardefactor: het actuarieel bepaalde getal, gebaseerd op kans- en rentefactoren, waarmee
de waarde van een pensioen op enig tijdstip wordt vastgesteld;
f. pensioenaanspraken: de volgens de overgangsbepalingen bij de pensioenregeling bij de conversie
in aanmerking te nemen aanspraken op pensioen;
g. alleenstaandentoeslag: het verschil tussen het ouderdomspensioen als alleenstaande en het
ouderdomspensioen voor de rechthebbende met een partner.
§ 2 Bepalen contante waarde
Art 2.
1. Voor het bepalen van de contante-waardefactor worden gehanteerd:
a. sterftekansen op basis van de sterftetafels van het ABP (ABP 93).
Onderscheid wordt gemaakt tussen sterftekansen voor mannen en
sterftekansen voor vrouwen;
b. een rentefactor van 4%;
c. een continue uitkeringsfrequentie;
d. een vast leeftijdsverschil tussen de beroepsmilitair en zijn (bijzondere) partner
voor het bepalen van het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van
de beroepsmilitair met partner zoals beschreven in artikel 9 en het
correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen zoals
beschreven in artikel 10. De man wordt verondersteld drie jaar ouder te zijn
dan de vrouw. Bij een beroepsmilitair met een partner van hetzelfde geslacht
worden gelijke leeftijden verondersteld;
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor het bepalen van het
correctiebedrag van het ingegaan ouderdomspensioen zoals beschreven in artikel 9 lid
2 en lid 4 en het correctiebedrag van het ingegaan partnerpensioen zoals beschreven
in artikel 12 lid 4 en lid 6 een contante-waardefactor gehanteerd op basis van een
rentefactor van 7%.
Art 3.
Bij het bepalen van de contante waarde wordt geen rekening gehouden met het
latente wezenpensioen.
Contante waarde van de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair met partner
Art 4.
1 De contante-waardefactoren voor de pensioenaanspraken van een
mannelijke x-jarige beroepsmilitair met een y-jarige vrouwelijke partner zijn:
a. voor het ouderdomspensioen:
1e. n|ax met n=65-x voor een uitzicht op ouderdomspensioen;
2e. ax voor een ingegaan ouderdomspensioen;
3e. n|ay|x met n=65-x voor een uitzicht op alleenstaandentoeslag;
4e. ay|x voor de alleenstaandentoeslag bij een ingegaan ouderdomspensioen.
b. voor het latente partnerpensioen:
1e. indien de partner jonger is dan 65 jaar:
- ax|yk met k=65-y voor het latente partnerpensioen tot 65 jaar;
- k|ax|y met k=65-y voor het latente partnerpensioen vanaf 65 jaar;
2e. ax|y indien de partner 65 jaar of ouder is.
2. De contante-waardefactoren voor de pensioenaanspraken van een
vrouwelijke y-jarige beroepsmilitair met een mannelijke x-jarige partner zijn:
a. voor het ouderdomspensioen:
1e. k|ay met k=65-y voor een uitzicht op ouderdomspensioen;
2e. ay voor een ingegaan ouderdomspensioen;
3e. k|ax|y met k=65-y voor een uitzicht op alleenstaandentoeslag:
4e. ax|y voor de alleenstaandentoeslag bij een ingegaan ouderdomspensioen.
b. voor het latente partnerpensioen:
1e. indien de partner jonger is dan 65 jaar:
- ay|xn met n=65-x voor het latente partnerpensioen tot 65 jaar;
- n|ay|x met n=65-x voor het latente partnerpensioen vanaf 65 jaar;
2e. ay|x indien de partner 65 jaar of ouder is.
3. De contante-waardefactoren voor de pensioenrechten van een
beroepsmilitair met een partner van hetzelfde geslacht worden op vergelijkbare wijze
vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van
hetzelfde geslacht zijn.
Contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen
Art 5.
1. De contante-waardefactoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van
een vrouwelijke bijzondere partner van een mannelijke beroepsmilitair zijn:
a. indien de bijzondere partner jonger is dan 65 jaar:
- ax|yk met k=65-y voor het pensioen tot 65 jaar;
- k|ax|y met k=65-y voor het pensioen vanaf 65 jaar;
b. ax|y indien de bijzondere partner 65 jaar of ouder is.
2. De contante-waardefactoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van
een mannelijke bijzondere partner van een vrouwelijke beroepsmilitair zijn:
a. indien de bijzondere partner jonger is dan 65 jaar:
- ay|xn met n=65-x voor het pensioen tot 65 jaar;
- n|ay|x met n=65-x voor het pensioen vanaf 65 jaar;
b. ay|x indien de bijzondere partner 65 jaar of ouder is.
3. De contante waarde-factoren voor het latente bijzondere partnerpensioen van
een bijzondere partner van een beroepsmilitair van hetzelfde geslacht worden op
vergelijkbare wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide
partners van hetzelfde geslacht zijn.
Contante waarde van het ingegane partnerpensioen
Art 6.
1. De contante-waardefactoren voor het ingegane partnerpensioen van een
vrouwelijke partner zijn:
a. indien de partner jonger is dan 65 jaar:
- ayk met k=65-y voor het pensioen tot 65 jaar;
- k|ay met k=65-y voor het pensioen vanaf 65 jaar.
b. ay indien de partner 65 jaar of ouder is.
2. De contante-waardefactoren voor het ingegane partnerpensioen van een
mannelijke partner zijn:
a. indien de partner jonger is dan 65 jaar:
- axn met n=65-x voor het pensioen tot 65 jaar;
- n|ax met n=65-x voor het pensioen vanaf 65 jaar.
b. ax indien de partner 65 jaar of ouder is.
§ 3 Bepalen van het correctiebedrag
Art 7.
De afzonderlijk vastgestelde waarde van de pensioenaanspraken voor
beroepsmilitairen opgebouwd op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de
daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement
militairen enerzijds en de waarde van pensioenaanspraken op grond van de
pensioenregeling anderzijds kan ongelijk zijn. Het verschil van die waarden wordt
gecompenseerd door de vaststelling van een correctiebedrag dat van toepassing is op
grond van de overgangsbepalingen in de pensioenregeling.
Correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair zonder
partner.
Art 8.
Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van beroepsmilitairen zonder
partner is gelijk aan het verschil tussen de pensioenaanspraken direct voorafgaande
aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de
daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en de pensioenaanspraken op grond
van de pensioenregeling op de conversiedatum.
Correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van de beroepsmilitair met partner
Art 9.
1. Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van mannelijke
beroepsmilitairen met een vrouwelijke partner wordt bepaald zodanig dat de term
correctiemet * (n|ax + 5/7 *ax|y) + (correctiezonder - correctiemet) * n|ay|x
+ 0,15 * ax|yk * MIN(70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)
gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van de pensioenaanspraken
direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire
pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen enerzijds en de contante waarde van de pensioenaanspraken
op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals
beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan en zonder de
alleenstaandentoeslag anderzijds. In de term:
a. is PPnieuw het partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de
pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4,
7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan;
b. is correctiemet het correctiebedrag voor de beroepsmilitair met partner;
c. is correctiezonder het correctiebedrag voor dezelfde beroepsmilitair zonder
partner zoals beschreven in artikel 8;
d. is MIN (...;...) de kleinste van de twee binnen de haken genoemde termen;
e. geldt n=65-x en wordt als de leeftijd van de beroepsmilitair hoger is dan 65
jaar:
- de factor n|ax vervangen door de factor ax;
- de factor n|ay|x vervangen door de factor ay|x;
f. geldt k=65-y en vervalt als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar de
term "0,15 * ax|yk * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)" .
2. Indien voor een reeds voor de conversiedatum ingegaan ouderdomspensioen
van een mannelijke beroepsmilitair met vrouwelijke partner blijkt dat de som van het
ouderdomspensioen op de conversiedatum op grond van het pensioenregeling en het
in lid 1 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het ouderdomspensioen bij de
laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire
pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten, dan wordt het
correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term
(mExy:7% * ax+m y+m:4% + 5/7 * ax|y:4% * (1,04/1,07)m + axym7%) * OPoud
+ 0,15 * ax|yk4% * MIN (70.843,34 ; 5/7 * OPoud * (1,04/1,07)m )
+ (OPnieuw + correctiezonder) * ay|x4%
gelijk is aan de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan
de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan
voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen. Als
de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar vervalt "0,15 * ax|yk * MIN (70.843,34 ;
5/7 * correctiemet + PPnieuw)". Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan
Opoud * (1,04/1,07)m - OPnieuw , waarin:
a. OPoud het ouderdomspensioen is op grond van de Algemene militaire
pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten bij de
laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum;
b. OPnieuw het ouderdomspensioen is op de conversiedatum op grond van de
pensioenregeling.
3. Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van vrouwelijke beroepsmilitairen met een mannelijke partner wordt bepaald zodanig dat de term
correctiemet * (k|ay + 5/7 *ay|x) + (correctiezonder - correctiemet) * k|ax|y
+ 0,15 * ay|xn * MIN(70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)
gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van de pensioenaanspraken
direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van de Algemene militaire
pensioenwet, de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen enerzijds en de contante waarde van de pensioenaanspraken
op de conversiedatum op grond van de pensioenregeling zonder de toeslagen zoals
beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a, 7.4b, 18c.5 en 18c.6 daarvan en zonder de
alleenstaandentoeslag anderzijds. Als de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar
vervalt de term "0,15 * ay|xn * MIN (70.843,34 ; 5/7 * correctiemet + PPnieuw)" .
Als de leeftijd van de beroepsmilitair hoger is dan 65 jaar:
a. wordt de factor k|ay vervangen door de factor ay;
b. wordt de factor k|ax|y vervangen door de factor ax|y;
4. Indien voor een reeds voor de conversiedatum ingegaan ouderdomspensioen
van een vrouwelijke beroepsmilitair met mannelijke partner blijkt dat de som van het
ouderdomspensioen op de conversiedatum op grond van het pensioenregeling en het
in lid 3 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het ouderdomspensioen bij de
laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de Algemene militaire
pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire pensioenwetten dan wordt het
correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term
(mEyx:7% * ay+m x+m:4% + 5/7 * ay|x:4% * (1,04/1,07)m + ayxm7%) * OPoud
+ 0,15 * ay|xn4% * MIN (70.843,34 ; 5/7 * OPoud * (1,04/1,07)m )
+ (OPnieuw + correctiezonder) * ax|y4%
gelijk is aan de contante waarde van de pensioenaanspraken direct voorafgaande aan
de conversiedatum op grond van de Algemene militaire pensioenwet, de daaraan
voorafgaande militaire pensioenwetten en het Nabestaandenreglement militairen. Als
de leeftijd van de partner hoger is dan 65 jaar vervalt "0,15 * ax|yn * MIN (70.843,34 ;
5/7 * correctiemet + PPnieuw)". Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan de term
Opoud * (1,04/1,07)m - OPnieuw
5. De gepensioneerde heeft in het in lid 2 en lid 4 beschreven geval tevens recht
op een tijdelijke toeslag ter overbrugging van het verschil tussen het nominale niveau
van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum
op grond van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire
pensioenwetten en het geïndexeerde ouderdomspensioen na de conversiedatum op
grond van de pensioenregeling plus het geïndexeerde correctiebedrag zoals
beschreven in lid 2 en lid 4.
6. De tijdelijke toeslag zoals beschreven in lid 5 vervalt zodra het
ouderdomspensioen op grond van de pensioenregeling plus de toeslag zoals
beschreven in lid 2 en lid 4 door indexatie hoger is dan het nominale niveau van het
ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond
van de Algemene militaire pensioenwet of de daaraan voorafgaande militaire
pensioenwetten.
7. Het correctiebedrag voor de pensioenaanspraken van beroepsmilitairen met
een partner van hetzelfde geslacht wordt vergelijkbaar aan de in lid 1 tot en met lid 4
beschreven wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide
partners van hetzelfde geslacht zijn. Een beroepsmilitair met een partner van hetzelfde
geslacht heeft tevens recht op een tijdelijke toeslag zoals omschreven in lid 5 en lid 6
overeenkomstig het in lid 2 en lid 4 beschreven geval.
Correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen
Art 10.
1. Het correctiebedrag voor een latent bijzonder partnerpensioen van een
nabestaande van 65 jaar of ouder is gelijk aan het verschil tussen het latente
bijzondere partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct
voorafgaande aan de conversiedatum en het latente bijzondere partnerpensioen op
grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.
2. Het correctiebedrag voor een latent bijzonder partnerpensioen dat uitsluitend
berekend is naar diensttijd na 31 december 1985 is gelijk aan het verschil tussen het
latente bijzondere partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement
militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum en het latente bijzondere
partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de conversiedatum.
3. Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een
vrouwelijke bijzondere partner van een mannelijke beroepsmilitair anders dan in lid 1
en lid 2 wordt bepaald zodanig dat de term correctiebedrag *ax|y gelijk is aan het
verschil tussen de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen direct
voorafgaande aan de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement
militairen en de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen op de
conversiedatum op grond van de pensioenregeling.
4. Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een
mannelijke bijzondere partner van een vrouwelijke beroepsmilitair anders dan in lid 1
en lid 2 wordt bepaald zodanig dat de term correctiebedrag *ay|x gelijk is aan het
verschil tussen de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen direct
voorafgaande aan de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement
militairen en de contante waarde van het latente bijzondere partnerpensioen op de
conversiedatum op grond van de pensioenregeling.
5. Het correctiebedrag voor het latente bijzondere partnerpensioen van een
bijzonder partner van een beroepsmilitair van hetzelfde geslacht wordt op vergelijkbare
wijze vastgesteld waarbij rekening gehouden wordt met het feit dat beide partners van
hetzelfde geslacht zijn.
Correctiebedrag voor het bijzonder ouderdomspensioen
Art 11.
Het correctiebedrag voor het bijzonder ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil
tussen het bijzondere ouderdomspensioen direct voorafgaande aan de
conversiedatum op grond van de voor de conversiedatum geldende wetgeving en het
bijzondere ouderdomspensioen op grond van de pensioenregeling op de
conversiedatum.
Correctiebedrag voor het ingegane partnerpensioen
Art 12.
1. Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een
nabestaande van 65 jaar of ouder is gelijk aan het verschil tussen het partnerpensioen
op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de
conversiedatum en het partnerpensioen op grond van de pensioenregeling op de
conversiedatum.
2. Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen dat uitsluitend
berekend is naar diensttijd na 31 december 1985 is gelijk aan het verschil tussen het
partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct
voorafgaande aan de conversiedatum en het partnerpensioen op de conversiedatum
op grond van de pensioenregeling.
3. Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een vrouwelijke
nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 is zodanig dat de term correctiebedrag * ay
gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het ingegane partnerpensioen
op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de
conversiedatum exclusief de toeslag zoals beschreven in artikel 13, en de contante
waarde van het ingegane partnerpensioen op de conversiedatum op grond van de
pensioenregeling zonder de toeslagen zoals beschreven in de artikelen 7.4, 7.4a,
7.4b, 18c.5 en 18c.6 van de pensioenregeling.
4. Indien blijkt dat de som van het partnerpensioen op grond van de
pensioenregeling op de conversiedatum van een vrouwelijke nabestaande anders dan
in lid 1 en lid 2 en het volgens lid 3 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het
partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van
het Nabestaandenreglement militairen dan wordt het correctiebedrag opnieuw
vastgesteld. m wordt zodanig bepaald dat de term
(mEy:7% * ay+m:4% + aym7%) * PPoud
gelijk is aan de contante waarde van het partnerpensioen op grond van het
Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum. Ppoud
is het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op
grond van het Nabestaandenreglement militairen zonder de toeslagen,
overeenkomend met die, bedoeld in het derde lid. Indien een m resulteert waarvoor
geldt m>k, dan wordt m gelijkgesteld aan k. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk
aan de term
7/5 * PPoud * (1,04/1,07)m -/- OPnieuw
5. Het correctiebedrag voor een ingegaan partnerpensioen van een mannelijke
nabestaande anders dan in lid 1 en lid 2 is zodanig dat de term correctiebedrag * ax
gelijk is aan het verschil tussen de contante waarde van het ingegane partnerpensioen
op grond van het Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de
conversiedatum exclusief de toeslagen, overeenkomend met die, bedoeld in het derde
lid, en de contante waarde van het ingegane partnerpensioen op de conversiedatum
op grond van de pensioenregeling, eveneens zonder die toeslagen.
6. Indien blijkt dat de som van het partnerpensioen op grond van de
pensioenregeling op de conversiedatum van een mannelijke nabestaande anders dan
in lid 1 en lid 2 en het volgens lid 5 vastgestelde correctiebedrag kleiner is dan het
partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van
het nabestaandenreglement dan wordt het correctiebedrag opnieuw vastgesteld. m
wordt zodanig bepaald dat de term
(mEx:7% * ax+m:4% + axm7%) * PPoud
gelijk is aan de contante waarde van het partnerpensioen op grond van het
Nabestaandenreglement militairen direct voorafgaande aan de conversiedatum. PPoud
is het partnerpensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op
grond van het Nabestaandenreglement militairen zonder de toeslagen, overeenkomend met die, bedoeld in het derde lid. Indien een m resulteert waarvoor geldt m>k,
dan wordt m gelijkgesteld aan k. Het correctiebedrag is vervolgens gelijk aan de term
7/5 * PPoud * (1,04/1,07)m -/- OPnieuw
7. De nabestaande heeft in het in lid 4 en lid 6 beschreven geval tevens recht op
een tijdelijke toeslag ter overbrugging van het verschil tussen het nominale niveau van
het partnerpensioen op grond van het Nabestaandenreglement militairen bij de laatste
pensioenuitkering voor de conversiedatum en het geïndexeerde partnerpensioen na
de conversiedatum op grond van de pensioenregeling plus het geïndexeerde correctiebedrag zoals beschreven in lid 4 en lid 6.
8. De tijdelijke toeslag zoals beschreven in lid 7 vervalt uiterlijk bij het bereiken
van de 65-jarige leeftijd of eerder indien het ouderdomspensioen op grond van de
pensioenregeling plus de toeslag zoals beschreven in lid 4 en lid 6 door indexatie
hoger is dan het nominale niveau van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van het Nabestaandenreglement militairen.
Correctiebedrag voor het ingegaan wezenpensioen
Art 13.
Het correctiebedrag voor een ingegaan wezenpensioen is gelijk aan het verschil
tussen het wezenpensioen direct voorafgaande aan de conversiedatum op grond van
het Nabestaandenreglement militairen en het wezenpensioen op de conversiedatum
op grond van de pensioenregeling.
Toelichting
Algemeen
1. Deze regeling op artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen en geeft de
noodzakelijke nadere regels voor de omzetting van de aanspraken op militair pensioen naar het
ingevolge die kaderwet gebouwde nieuwe stelsel. Het bestaande stelsel is neergelegd in de
Algemene militaire pensioenwet, de vroegere militaire pensioenwetten in de zin van die wet, het
Nabestaandenreglement militairen en het Besluit bijzondere voorzieningen militair nabestaandenpensioen. Het nieuwe stelsel bestaat uit het pensioenreglement van het ABP, een Besluit
aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen en een Besluit
bijzondere militaire pensioenen. De motieven voor deze herstructurering zijn te vinden in de
memorie van toelichting op de betreffende kaderwet en de nota’s van toelichting op de laatstgenoemde besluiten. Dat geldt ook voor het publiekrechtelijke karakter van alle bij dit besluit
geregelde omzettingen. Over de technische uitwerking van het een en ander kan het volgende
worden gezegd.
2. In de Algemene militaire pensioenwet en de vroegere militaire pensioenwetten in de zin
van die wet is in de eerste plaats het gewone, naar diensttijd te berekenen ouderdomspensioen
voor de beroepsmilitair en de reservist geregeld. Die rechten en aanspraken worden overgeheveld naar het pensioenreglement van het ABP. Deze wetten voorzien daarnaast in de
arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitspensioenen. Voor zover een rechthebbende daarop de
leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, worden de aanspraken daarop voortgezet in het Besluit
aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Waar die leeftijd wel
is bereikt, wordt voor de beroepsmilitair het gewone, naar diensttijd te berekenen deel van het
pensioen ondergebracht in het meergenoemde pensioenreglement. Zijn aan invaliditeit met
dienstverband te ontlenen aanvullingen daarop zal hij in het vervolg ontlenen aan het Besluit
bijzondere militaire pensioenen. Voor de dienstplichtigen en reservisten wordt het totaal van de
aanspraken naar het laatstgenoemde besluit overgeheveld. Dat geldt, gezien het ontbreken van
premieplicht, ook voor de bij die groep naar diensttijd vast te stellen pensioencomponenten.
Het Nabestaandenreglement militairen richt zich uitsluitend op de partners en wezen van de
beroepsmilitair. Het biedt de aanspraken op een gewoon, naar diensttijd te berekenen nabestaandenpensioen. De rechten en uitzichten daarop worden overgeheveld naar het pensioen-reglement
van het fonds. Het betreffende nabestaandenreglement biedt daarnaast een aanspraak op een
bijzonder nabestaandenpensioen. Indien de beroepsmilitair ter zake van ziekten of gebreken was
gepensioneerd, maar overleed door andere oorzaken, werd het nabestaandenpensioen rechtstreeks afgeleid van het invaliditeitspensioen van de pensioengever. Zoals ook bij de invaliditeitspensioenen het geval zal zijn, wordt een dergelijke aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen in de toekomst gesplitst. De naar diensttijd te berekenen gewone component wordt
ondergebracht in het pensioenreglement. De aanvullende top zal steunen op het Besluit
bijzondere militaire pensioenen.
Het Besluit bijzondere voorzieningen militair nabestaandenpensioen tenslotte, biedt bijzondere
extra’s aan de nabestaanden van de beroepsmilitair die is overleden in verband met de uitoefe-ning van de militaire dienst. Ook daar zal in de toekomst van een splitsing sprake zijn. Het
algemeen gebruikelijke deel van het betreffende pensioen zal steunen op het pensioenreglement.
De bijzondere aanvullingen worden ondergebracht bij het Besluit bijzondere militaire pensioenen.
Naast deze voorziening voor de nabestaanden van de beroepsmilitair, richt het Besluit bijzondere
voorzieningen militair nabestaandenpensioen zich op de pensioensituatie van de partners en
wezen van een door de dienst overleden of geïnvalideerde dienstplichtige of reservist. Het regelt,
inclusief een mogelijke diensttijdafrekening, voor die groep beide rechten. Zowel het hogere
pensioen bij een overlijden in en door de dienst kan er aan worden ontleend als het pensioen dat
bij een overlijden anderszins rechtsreeks van het invaliditeitspensioen moet worden afgeleid.
Conform de situatie bij het invaliditeitspensioen zal het totaal aan rechten, de eventuele diensttijd-afrekening incluis, in de toekomst steunen op het Besluit bijzondere militaire pensioenen.
3. Er zijn meerdere technieken voorhanden om de in punt 2 bedoelde processen gestalte
te geven. Men kan de overheveling naar het nieuwe stelsel zuiver rekenkundig benaderen, men
kan de weg van de actuariële waardering bewandelen en men kan die mogelijkheden min of meer
mengen. In de militaire situatie is voor het laatste gekozen. Daaraan ligt het volgende ten
grondslag.
Bij de gewone ouderdoms- en nabestaandenpensioenen is het verschil tussen de oude en nieuwe
pensioensituatie aanmerkelijk. Zoals in de toelichting op de meerbedoelde kaderwet ook wordt
aangegeven, wordt daar van een stelsel dat voor dezelfde pensioengerechtigde werkt met drie
pensioengevende inkomens en drie daarmee samenhangende kortingsmethodes voor het
gelijktijdig genot van algemeen ouderdoms- of nabestaandenpensioen overgestapt op een alleen
met het eindloon werkend algemeen franchisestelsel. De betreffende pensioenen worden ook
overgeheveld van een fors aantal formele wetten naar het uniforme pensioen-reglement van het
fonds. Naast de hiervoor bedoelde vereenvoudiging moet het nieuwe stelsel ook de in die wetten
neergelegde kleine verschillen tussen de pensioenaanspraken van militairen en burgerambte-naren, te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan een mogelijk recht op tropenverhoging of aan de
afwijkende berekening van het ouderdomspensioen voor de reservist, kunnen opvangen.
Vanzelfsprekend mag de overstap daarbij geen gevolgen hebben voor het toekomstrig niveau van
de onder het oude stelsel opgebouwde aanspraken. In de afweging van de voor- en nadelen van
een rekenkundige of actuariële benadering geeft dan de doorslag dat het grote aantal toeslagen
dat bij die eerste werkwijze nodig zou zijn om de gelijkwaardigheid van de oude en nieuwe
aanspraken te berwerkstelligen, tot een voorkeur voor die tweede moet leiden. Voor de naar
diensttijd te berekenen pensioenen of pensioendelen is dat dan ook de inzet. De voor die
pensioenen of pensioendelen te volgen weg is neergelegd in de bij deze regeling behorende
bijlage.
Voor de in de aanvullende besluiten opgenomen materie kan de werkwijze voor de naar diensttijd
te berekenen pensioenen niet worden gevolgd. De arbeidsongeschiktheids- en invaliditeits-pensioenen vertegenwoordigen immers geen vaste waarde, maar fluctueren met de mate van
arbeidsongeschiktheid en invaliditeit. Bovendien is gebleken dat, hoewel er ook daar van een
sterke vereenvoudiging sprake is, de omzettingsproblematiek aanmerkelijk lichter is dan bij de
gewone ouderdoms- en nabestaandenpensioenen. Met enkele in de besluiten zelf neergelegde
bijzondere overgangsregels kan daar althans de overgang van oud naar nieuw op een betrekkelijk
eenvoudige wijze worden geregeld.
Recapitulerend zal langs actuariële weg worden omgezet:
1e het uitzicht op het naar diensttijd te berekenen ouderdomspensioen en de daaraan
gekoppelde nabestaandenrechten voor de actieve beroepsmilitair, de rechthebbende
op een uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen of op een wachtgeld, de
zogenaamde slapers en de rechthebbenden op een arbeidsongewschiktheids- of
invaliditeitspensioen die leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt en
2e het lopend recht op een naar diensttijd vast te stellen of mede naar diensttijd vast te
stellen ouderdoms- of nabestaandenpensioen.
De betreffende omzettingen vinden plaats naar het pensioenreglement waar het om de
aanspraken van de beroepsmilitair en zijn nagelaten betrekkingen of het ouderdomspensioen van
de reservist gaat en naar het Besluit bijzondere militaire pensioenen waar de omzetting
betrekking heeft op de naar diensttijd te berekenen pensioenelementen voor de in en door de
dienst geïnvalideerde of overleden dienstplichtige of reservist en diens nabestaanden. Rekening
wordt gehouden met de in punt 2 omschreven splitsing van de aanspraken. Aanvullende rechten
worden verleend naar de regels die in de daartoe strekkende besluiten zijn neergelegd.
4. De vernieuwing van de militaire pensioenregels vergt een behoedzame benadering van
de daarbij behorende omzettingsprocessen. In dat verband laat artikel 3, eerste lid, van de meer-genoemde kaderwet een zekere spreiding in de tijd ook toe. Deze regeling koppelt de
administratieve gevolgen daarom niet aan een vast tijdstip, maar werkt met het begrip "datum van
toetreding". Het inbouwen van die mogelijkheid van fasering moet daarbij wel worden gezien als
een ontsnappingsclausule bij onverhoopte tegenslagen. Als uitgangspunt geldt een volledige
omvorming per 1 juni 2001. Deze regeling gaat dan ook op die datum in.
5. De omzettingen op zich zijn, wil 1 juni 2001 als algemene overgangsdatum haalbaar
zijn, gebonden aan een logische volgorde. Vanzelfsprekend is het zo, dat lopende rechten op
pensioen geen onderbreking kunnen vergen. Voor de omzetting van uitzichten geldt dat degene
die het dichtst bij pensionering staat ook als eerste moet worden afgehandeld. Vanuit die visie zijn
met het fonds afspraken gemaakt over de volgorde waarin de krachtens deze regeling te
verwezenlijken omzettingen plaats zullen vinden en is ook een werkverdeling gemaakt. Die
volgorde en werkverdeling zijn neergelegd in de op artikel 4, tweede en vierde lid, van de
Kaderwet militaire pensioenen steunende uitvoerings- en beheersovereenkomst. De Staat zal
daarin zorgdragen voor de omzetting van de lopende pensioenen en de uitzichten van degenen
die nog pensioen opbouwen en het fonds, namens de Staat, voor de omzetting van de
zogenaamde slapers. Indien de belanghebbende tegen de mededeling van omzetting bezwaar
maakt, zal het fonds de Staat in alle gevallen in rechte vertegenwoordigen. In verband met de
plaats van die afspraken beperkt dit besluit zich ook op dat punt tot de techniek.
Artikelsgewijs
ten aanzien van deze regeling
Artikel 2
Eerste en tweede lid
Met het eerste lid wordt bepaald dat de bestaande naar diensttijd te berekenen ouderdoms- en
nabestaandenpensioenen voor het beroepspersoneel moeten worden omgezet naar het pen-sioenreglement van het fonds. Het tweede lid regelt de wijze waarop dat moet gebeuren en
verwijst daarvoor naar de bijlage.
Derde lid
In dit lid worden bij wijze van aanvulling op het tweede lid nog enkele bijzondere voorwaarden
gegeven voor de vaststelling van de om te zetten oude pensioenaanspraak. Het gaat daarbij om
het volgende.
- Onder 1e wordt aangegeven wat het uitgangspunt moet zijn: de diensttijden en
welvaarts-vaste pensioengevende inkomens, zoals die zijn vast te stellen op het
toetredingsmoment.
- De onder 2e bedoelde keus heeft betrekking op de vraag of een pensioenrecht uit
meerdere militaire betrekkingen moet worden gekoppeld of in meerdere pensioenen
afgerekend. Voor de gevallen waar dat kan spelen wordt die keus, als onderdeel van
een oude aanspraak die in het nieuwe stelsel niet terugkeert, voor de conversie
geboden.
- Met de onder 3e en 6e opgenomen onderdelen worden de thans nog geldende
beperkende bepalingen bij samenloop met een ander pensioen als oneigenlijk aan een
geprivatiseerd stelsel buiten werking gesteld.
- Voor de diensttijd tot 1986 wordt de korting in verband met het gelijktijdig genot van
algemeen pensioen geregeld via het zogenaamde inbouwsysteem. Dat systeem kent
bepalingen die tot een zekere verzachting van die korting kunnen leiden. Zo wordt het
bedrag aan algemeen pensioen dat via vrijwillige premiebetaling is verkregen buiten
beschouwing gelaten, wordt rekening gehouden met onverzekerde tijdvakken en wordt,
indien over dezelfde tijd een overeenkomstige korting plaatsvindt op een ander
pensioen van de rechthebbende, de korting op het militair pensioen teruggedrongen.
Dezelfde vormen van verzachting zijn mogelijk in relatie tot de eventuele pensioenaanspraken van de partner. Omdat dit inbouwstelsel met de conversie verdwijnt,
worden, ter vereenvoudiging van het nieuwe stelsel, de thans vaststaande gevallen van
verzachting geïnventariseerd en bij voorbaat bij de conversie betrokken. Waar dat niet
kan omdat de betreffende situatie niet vaststaat (inbouwverzachtingen als gevolg van
de pensioensituatie van de partner, inbouwverzachtingen op het partnerpensioen zelf)
wordt in de desbetreffende aanspraak voorzien middels een in het pensioenreglement
op te nemen toeslag. Het onder 4e en 5e bepaalde ziet op de wel te converteren
gevallen.
- Toeslagen die in het pensioenreglement zullen terugkeren, te denken valt daarbij
bijvoorbeeld aan de toeslagen die het gemis aan een uitkering ingevolge de Algemene
nabestaandenwet beogen te compenseren, kunnen geen onderdeel van de conversie
zijn. Zij zijn vanzelfspre-kend wel een deel van de bestaande aanspraak en zullen als
zodanig niet ontbreken in de aan de rechthebbenden te verzenden omzettingsoverzichten.
Vierde lid
De nieuwe rechten worden vastgesteld naar de rekenregels van het pensioenreglement van het
fonds. Daarbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden.
- In het onder 1e opgenomen onderdeel wordt vastgehouden aan de diensttijd die tot het
toetredingsmoment onder de werking van de oude regels is opgebouwd. Daarmee
worden niet alleen de verschillen tussen het diensttijdbegrip krachtens de bestaande
militaire regelingen en het pensioenreglement (de dubbeltelling van tropentijd
bijvoorbeeld) geëlimineerd, het gaat ook om een kenmerk van de te hanteren
conversiemethode: een vorm van waarde-overdracht met de diensttijd als vaste factor,
waardoor de noodzakelijke toekomstige back-service over die tijd in het oude en nieuwe
stelsel gelijk zal zijn.
- In het bestaande militaire stelsel is het pensioengevend inkomen gelijk aan de vaste
bezoldiging over de periode van een jaar, direct voorafgaande aan het ontslag. In het
stelsel van het fonds bestaat dat inkomen uit die bezoldiging op 1 januari van het
kalenderjaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waarin dat ontslag heeft
plaatsgevonden. De overstap van oud naar nieuw kan daarom kleine verschillen in het
nadeel van de militair met zich brengen. Men denke daarbij niet zozeer aan de
welvaartsvaste aanpassingen, maar, bijvoorbeeld, aan periodieke salaris-verhogingen
die wel in het bestaande militaire stelsel maar niet in dat van het fonds in het
pensioengevend loon tot uitdrukking zouden komen. Om dergelijke verschillen te
ondervangen, wordt onder 2e bepaald dat de eerste berekeningsgrondslag voor het
nieuwe recht gelijk zal zijn aan de welvaartsvaste pensioengrondslag die krachtens de
oude regels moet worden vastgesteld.
- De onder 3e en 4e opgenomen bepalingen vormen de kern van de met de conversie te
bereiken vereenvoudiging. Zoals omschreven worden de bestaande drie
berekeningsmethodes omgezet naar een stelsel dat werkt met één en hetzelfde
pensioengevend loon en een vaste, voor gehuwden en ongehuwden gelijke, franchise.
Om de eindresultaten desondanks gelijk te houden worden de verschillen op de
conversiedatum uitgedrukt in correctiebedragen die, voor de eigen pensioenen
afhankelijk van de burgerlijke staat, op het nieuw gevonden pensioen kunnen worden
toegepast.
- Omdat de mogelijkheid van een tropenverhoging in het nieuwe stelsel niet voorkomt,
wordt onder 5e bepaald dat het bedrag daarvan bij de hiervoor bedoelde
correctiebedragen wordt geteld.
- Onder 6e, 7e en 8e worden enkele bijzondere voorzieningen getroffen voor de
toekomstige berekening van de reserve-pensioenen. Omdat de mogelijkheid van
toekenning van zo’n pensioen eerder uit de wet is geschrapt, gaat het daarbij om een
bestand in afbouw. De met 1,75% te vergelden in werkelijke dienst doorgebrachte tijd
kan de weg volgen van de andere ouderdomspensioenen. Voor de met 0,4% per jaar te
vergelden niet in werkelijke dienst doorgebrachte tijd, die ook op zich kan staan als de
werkelijke tijd met een ander pensioen is vergolden, zijn wat aanvullende maatregelen
nodig.
- De onder 9e opgenomen extra toeslag voor de korporaal of korporaal 1 beoogt een
eventuele door de conversie veroorzaakte relatieve achteruitgang van het
pensioenresultaat te voorko-men.
- Onder 10e wordt een overgangsrechtelijke regel uit het Nabestaandenreglement
militairen doorgetrokken naar de conversie. De voor de totstandkoming van dat
reglement gevestigde rechten op bijzonder partnerpensioen zullen niet worden
vastgesteld naar het pensioengevend inkomen van het moment van scheiding of
anderszins uit elkaar gaan van de partners, maar naar het eindloon.
- De toeslagen die krachtens het pensioenreglement nog op het gevonden nieuwe recht
kunnen worden verleend, maken deel uit van de nieuwe aanspraak en dienen als
zodanig ook aan de rechthebbenden kenbaar te worden gemaakt. De onder 11e
opgenomen tekst strekt daartoe.
Artikel 3
In het overgangsrecht op het pensioenreglement worden enkele op de militaire deelnemers
gerichte bijzondere bepalingen opgenomen, die ook relevant zijn voor het hier aan de orde zijnde
omzettingsproces. Geregeld is daar, dat de elementen waaruit de berekeningsgrondslag voor de
nieuwe aanspraak zal bestaan, dezelfde zullen zijn als die, welke bij de vaststelling van een
pensioengrondslag in de zin van de oude regels in aanmerking werden genomen. Daarnaast
wordt daar vastgesteld dat, evenals thans het geval is, aan het recht op een ouderdomspensioen
als reservist geen recht op nabestaandenpensioen zal zijn verbonden. Het betreffende over-gangsrecht bestendigt voorts de in de vroegere militaire pensioenwetten nog opgenomen
mogelijkheid van een ouderdomspensioen dat bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar ingaat.
De omzetting krachtens deze regeling heeft voor die gevallen dan betrekking op het uitzicht bij
het bereiken van de leeftijd van 65 jaar. Tot slot wordt geregeld dat de enkele nog bestaande
pensioenen of gratificaties die steunen op wetten of regels die voor 1922 tot stand zijn gebracht,
ongewijzigd zullen blijven. Conversie is in dat geval dan ook niet aan de orde.
Artikel 4
Dit artikel geeft aan de resultaten van de conversie de status van een gegeven: zij zijn onverkort
het uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van de pensioenrechten binnen het fonds.
Artikel 5
Dit artikel regelt de splitsing van de mede naar invaliditeit berekende ouderdoms- en
nabestaandenpensioen in een algemeen gebruikelijk deel en een aanvullende top. Voor dat
algemeen gebruikelijke deel verloopt de conversie, naar het pensioenreglement als het om
beroepsmilitairen gaat en naar het Besluit bijzondere militaire pensioenen als het om
dienstplichtigen of reservisten gaat, dan langs de met artikel 2 gegeven weg. De aanvullingen
worden per gelijke datum vastgesteld naar de normen en voorwaarden dat besluit.
Artikel 6
Waar voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op grond van ziekten of gebreken
recht bestaat op een eigen pensioen, wordt het naar diensttijd berekende deel daarvan omgezet
in een bij het bereiken van die leeftijd te vergelden uitzicht op pensioen.
Toelichting ten aanzien van de bijlage
Artikel 2
De techniek van de conversie berust op actuariële gelijkwaardigheid op de conversiedatum. Dit
houdt in dat de actuariële waarde van de aanspraken voor en na conversie aan elkaar gelijk zijn.
Om de waarde van de relevante aanspraken te bepalen, zijn actuariële waardefactoren nood-zakelijk. In dit artikel worden de uitgangspunten voor het berekenen van deze actuariële
waardefactoren benoemd. De belangrijkste componenten bij de bepaling van deze factoren zijn
de sterftetafels voor mannen en vrouwen en de rekenrente. Voor het bepalen van de actuariële
waardefactoren op twee levens, zoals voor een weduwen- en/of weduwnaarspensioen, wordt
uitgegaan van een vast leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen van 3 jaar.
Artikel 3
Bij het bepalen van de actuariële waarde van het pensioen wordt rekening gehouden met de
waarde van (uitgestelde) ouderdomspensioenaanspraken en latente partneraanspraken. In de
conversie wordt geen rekening gehouden met de waarde van het latente wezenpensioen.
Artikel 4, 5 en 6
In deze artikelen worden alle symbolen, zoals ze in het vervolg van de conversiemethode
gehanteerd worden, benoemd. De notatie sluit aan bij de notatie zoals deze bij Nederlandse
verzekeraars en pensioenfondsen wordt gehanteerd. In artikel 4 worden de factoren gedefinieerd
zoals ze benodigd zijn voor het bepalen van de waarde van de pensioenaanspraken van de
militair met partner. In artikel 5 gebeurt dit voor de factoren voor het bepalen van de contante
waarde van het latente bijzondere partnerpensioen. Dit zijn de latente partnerpensioenen die
ontstaan als gevolg van een scheiding. In artikel 6 worden tenslotte de factoren benoemd die
benodigd zijn voor het bepalen van de waarde van het ingegane partnerpensioen.
Artikel 7
In dit artikel wordt weergegeven dat het verschil in actuariële waarde tussen de oude en de
nieuwe rechten wordt vastgelegd in een correctiebedrag. Dit correctiebedrag wordt voor zowel
een gehuwde als een ongehuwde status bepaald.
Artikel 9
In dit artikel worden de formules gegeven aan de hand waarvan het correctiebedrag voor zowel
de gehuwde als de ongehuwde situatie wordt berekend indien de rechthebbende een militair met
partner is. Afhankelijk van het geslacht van de militair resulteren andere formules.
In de leden 2, 4, 5 en 6 wordt het zogenaamde verschuivingsdempingsmechanisme uiteengezet.
Dit mechanisme is alleen van toepassing op gepensioneerde belanghebbenden. Indien als gevolg
van de persoonlijke situatie van de rechthebbende een korting op zijn AOW-inbouw is gegeven
(verzachting), kan de situatie zich voordoen dat het resulterende pensioen na conversie gedaald
is ten opzichte van de situatie voor de conversiedatum. Indien deze situatie zich voordoet moet
tenminste het oude recht worden gegarandeerd. De methodiek van het verschuivingsdempingsmechanisme gaat er dan vanuit, dat gedurende een bepaalde periode het ouderdomspensioen
niet wordt geïndexeerd en gelijk blijft aan het garantiepensioen. Indien het lagere geconverteerde
pensioen, dat wel geïndexeerd wordt, het garantiepensioen overstijgt, ontvangt de rechthebbende
het geïndexeerde pensioenbedrag. De tijdelijke toeslag om het een en ander te realiseren wordt
opgenomen in het pensioenreglement.
Artikel 10 en 11
Deze artikelen beschrijven de berekening van het correctiebedrag indien er sprake is van
respectievelijk een latent bijzonder partnerpensioen en een latent bijzonder ouderdomspensioen.
Bijzondere pensioenen zijn de pensioenen voor ex-echtgenoten die resulteren als gevolg van een
scheiding.
Artikel 12
Dit artikel beschrijft de berekening van het correctiebedrag indien de rechthebbende een
nabestaande is. Indien de nabestaande de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan ook hier
de toepassing van het verschuivingsdempingsmechanisme, zoals beschreven in artikel 9,
noodzakelijk worden. De oorzaak daarvan ligt bij de overstap van inbouw naar uniforme franchise.
Artikel 13
Dit artikel beschrijft de berekening van het correctiebedrag voor een ingegaan wezenpensioen.