Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4573/SGA, 20 oktober 2020, schorsing
Uitspraakdatum:20-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4573/SGA

Betreft [verzoeker]      Datum 20 oktober 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht (hierna: de directeur) heeft op 13 oktober 2020 aan verzoeker een ordemaatregel opgelegd van plaatsing in  afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel en uitsluiting van deelname aan activiteiten, te weten het dagprogramma, voor de duur van tien dagen, omdat verzoeker positief getest is op het coronavirus, ingaande op 13 oktober 2020 om 19:00 uur en eindigend op 23 oktober 2020 om 19:00 uur.

Verzoekers gemachtigde partner vraagt namens hem om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, een door verzoekers raadsman, mr. C.G. Peerik, ingediend schorsingsverzoek, en van het klaagschrift (PD-2020-000861).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij conform de RIVM-richtlijnen uit quarantaine mag. Op 3 oktober 2020 had verzoeker klachten die passen bij het coronavirus. Verzoeker stelt dat volgens de RIVM-richtlijnen de quarantaine minimaal zeven dagen duurt en dat men daarna 24 uur klachtenvrij dient te zijn. Volgens verzoeker betekent dit dat hij na 10 oktober 2020 klachtenvrij diende te zijn om de quarantaine op te heffen. Hij stelt sinds dinsdag – de voorzitter begrijpt – 13 oktober 2020 geheel klachtenvrij te zijn. De opgelegde ordemaatregel – waarbij verzoekers telefoon in beslag is genomen – heeft grote gevolgen voor verzoeker en zijn re-integratie nu hij niet naar afspraken met uitzendbureaus en werkgevers kan gaan en hij deze ook niet kan afbellen.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker in een zeer beperkt beveiligde inrichting verblijft en dat hij ten tijde van de klachten en de positieve uitslag op zijn thuisadres verbleef wegens het regulier weekendverlof. De directeur geeft aan dat verzoeker toestemming is verleend om niet – zoals gebruikelijk – op zondagavond terug te keren van zijn verlof, omdat hij de opvolgende maandag een testuitslag zou ontvangen. Het afdelingshoofd heeft verzoeker erop gewezen dat hij in afwachting van de testoproep in thuisquarantaine moest blijven. De directeur geeft aan dat uit informatie van de reclassering naar voren is gekomen dat verzoeker zich hier niet aan heeft gehouden. Na aandringen van de directeur heeft verzoeker zich op 13 oktober 2020 weer in de inrichting gemeld. Verzoeker was op dat moment nog niet klachtenvrij en is hierop op de inkomsten/quarantaine-afdeling geplaatst. De directeur geeft aan verzoekers situatie als hoog risicovol te zien ten aanzien van de klachten en mogelijke besmetting, omdat verzoeker zich niet aan de afspraken heeft gehouden en niet in thuisquarantaine is gebleven. Daarom heeft de directeur besloten om in lijn met nieuwe inkomsten een ordemaatregel van tien dagen op te leggen, zodat kan worden toegezien op verzoekers gezondheid, en ter de bescherming van andere gedetineerden in de inrichting. De directeur geeft aan dat steeds noodzakelijke maatregen zullen worden gewogen om enig risico op besmetting van derden te voorkomen.

De voorzitter stelt vast dat in de bestreden beslissing staat vermeld dat verzoeker niet is gehoord. De wet schrijft voor dat de directeur de gedetineerde in de gelegenheid stelt te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering, bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet. Het horen kan achterwege blijven indien de vereiste spoed zich daartegen verzet dan wel de gemoedstand van de gedetineerde daaraan in de weg staat. De voorzitter constateert dat in onderhavig geval geen van deze uitzonderingen sprake is. De voorzitter overweegt dat nu verzoeker niet is gehoord alvorens is beslist tot oplegging van de ordemaatregel, de bestreden beslissing is genomen in strijd met de wet. Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

De voorzitter merkt nog op dat de directeur de bevoegdheid heeft om – met in achtneming van alle geldende vormvereisten – een nieuwe beslissing te nemen ten aanzien van verzoeker.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 20 oktober 2020 gegeven door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven