Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7894/GB, 29 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:29-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7894/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 29 oktober 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot plaatsing in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Centrum voor Transculturele Psychiatrie (CTP) Veldzicht te Balkbrug.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 18 augustus 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. J.M. Buchel, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager betwist dat hij in de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel de noodzakelijke en passende behandeling krijgt. Uit zijn medisch dossier blijkt dat weliswaar is geprobeerd om de medische/psychische klachten van klager te verhelpen door middel van medicatie, maar dat dit onvoldoende is gelukt.

Klager heeft dagelijks last van complexe psychische problemen en slaapproblemen. Zijn klachten zijn verergerd door zijn verblijf in de PI Ter Apel, met name als gevolg van de tijd die hij in een afzonderings-/isolatiecel heeft doorgebracht. Klager heeft daardoor een trauma opgelopen en hij meent dat in de PI daar onvoldoende rekening mee wordt gehouden.

In de bestreden beslissing is opgemerkt dat klager goed contact heeft met het afdelingspersoneel en dat hij gebaat is bij structuur en duidelijkheid. Uit het medisch dossier blijkt echter dat klager weinig vertrouwen heeft in de psycholoog van de PI. Klager is bang voor zijn psycholoog en wil liever geen gesprekken met de psycholoog voeren. De stelling dat klager goed contact heeft met het afdelingspersoneel en de medische dienst is dan ook niet goed te volgen. De huidige situatie van klager kan moeilijk als een situatie vol structuur en duidelijkheid worden beschouwd. Klager neemt zijn medicatie niet regelmatig. Hij is al meerdere keren gestopt en opnieuw gestart met een psychische behandeling en met zijn medicatie.

In 2018 is klager een keer teruggeplaatst van de PI Ter Apel naar het CTP Veldzicht. Niet duidelijk is waarom de situatie inmiddels positief is veranderd, waardoor plaatsing in het CTP Veldzicht niet langer geïndiceerd is.

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en klager alsnog te plaatsen in het CTP Veldzicht. Daarnaast wordt verzocht om een tegemoetkoming toe te kennen, waaronder de kosten voor klagers advocaat en een schadevergoeding voor elke dag die klager ten onrechte in de PI Ter Apel heeft doorgebracht.

 

Standpunt van verweerder

Op grond van artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen gedetineerden in een PPC worden geplaatst indien er forensische zorg is geïndiceerd. De inrichtingspsycholoog en het psychomedisch overleg (PMO) bepalen of er een indicatie is voor deze zorg. De medische dienst van de inrichting heeft klager onderzocht en er is gebleken dat er geen indicatie is voor plaatsing in een PPC. Klager voldoet, gelet op het voorgaande, niet aan de voorwaarde voor een plaatsing in een PPC.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Ter Apel. Hij wil graag worden geplaatst in het PPC van het CTP Veldzicht, vanwege zijn medische en psychische klachten. Klager stelt dat hij in de PI niet de noodzakelijke en passende behandeling krijgt.

Uit het selectieadvies van de inrichting volgt dat de psychologische dienst heeft aangegeven dat er geen sprake is van een indicatie voor plaatsing in een PPC en dat klager de proportionele zorg krijgt op de Extra Zorgvoorziening (hierna: EZV-afdeling) van de PI. Er worden dan ook geen redenen gezien om een indicatiesteling aan te vragen bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) voor een plaatsing in een individueel regime. Ook wordt aangegeven door de psychologische dienst dat er bij klager geen sprake is van psychiatrie in enge zin. Opgemerkt wordt dat klager de laatste tijd vriendelijk en correct is in contact, maar dat hij wel gebaat is bij structuur en duidelijkheid. Klager is eerder wel geplaatst in het PPC van het CTP Veldzicht, maar – nadat de indicatie is ingetrokken – is klager weer in de PI Ter Apel op de EZV-afdeling geplaatst.

Gelet hierop voldoet klager niet aan de voorwaarden van artikel 20c van de Regeling voor plaatsing in een PPC op grond waarvan klager in een PPC zou kunnen worden geplaatst. De beroepscommissie ziet, gelet op hetgeen in het selectieadvies is opgenomen, geen reden om tot een ander oordeel te komen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren. Voor het toekennen van een tegemoetkoming voor de kosten van de advocaat, zoals verzocht door klagers raadsvrouw, biedt de Penitentiaire beginselenwet overigens geen ruimte.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 29 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, A. Jongsma en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door

mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven