Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4544/SGA, 15 oktober 2020, schorsing
Uitspraakdatum:15-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4544/SGA

    

           

Betreft verzoeker

Datum 15 oktober 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) heeft op 7 oktober 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het zonder toestemming verlaten van de arbeidszaal en vanwege onheuse bejegening van de directeur, ingaande op 7 oktober 2020 om 10.00 uur en eindigend op 21 oktober 2020 om 10.00 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door verzoeker is aangevoerd dat de bij de oplegging van de disciplinaire straf niet aan de formele vereisten is voldaan. Daarnaast vindt verzoeker de opgelegde straf disproportioneel.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker disciplinair is bestraft, omdat hij op 6 oktober 2020 zonder toestemming van de arbeidszaal is teruggegaan naar de afdeling om zijn bloedsuikerspiegel te controleren. Deze medische reden is bij de medische dienst niet bekend, aldus de directeur. Verzoeker is voor een zelfde gedraging twee keer eerder gesanctioneerd geweest naar aanleiding van de schriftelijke verslagen van 7 en 22 september 2020. De directeur voert aan dat verzoeker, zo volgt ook uit het schriftelijk van verslag van 6 oktober 2020, willens en wetens de regels heeft overtreden. Tijdens het horen door de directeur voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf heeft verzoeker de directeur onheus bejegend. Alles tezamen is dit reden geweest voor de directeur om een hogere straf op te leggen aan verzoeker en daarmee af te wijken van de Sanctiekaart 2019, nu van de eerdere sancties kennelijk onvoldoende vergeldende en afschrikwekkende werking is uitgegaan. 

 

De voorzitter overweegt als volgt.

Met betrekking tot de formele vereisten volgt dat verzoeker op 6 oktober 2020 een schriftelijk verslag is aangezegd. In afwachting van de afhandeling van het schriftelijk verslag is verzoeker niet ingesloten geweest. Vervolgens is verzoeker voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf op 7 oktober 2020 door de directeur gehoord, waarna de bestreden beslissing om 10.00 uur genomen. De schriftelijke mededeling daarvan is op 8 oktober 2020 om 10.00 uur aan verzoeker uitgereikt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is bij de oplegging van de disciplinaire straf aan de formele vereisten voldaan.

Met betrekking tot de hoogte van de disciplinaire straf merkt de voorzitter op dat niet duidelijk is geworden op grond van welke feitelijke gedraging verzoeker nu precies is bestraft. De directeur heeft aan de strafoplegging in ieder geval ten grondslag gelegd dat verzoeker eerder is gesanctioneerd voor een zelfde gedraging en dat deze sancties kennelijk geen effect hebben gehad. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter staat de omschreven gedraging en de door de directeur gegeven motivering niet in verhouding tot de opgelegde disciplinaire straf. De voorzitter acht de opgelegde straf dan ook, voorlopig oordelend, niet proportioneel. Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 15 oktober 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven