Nummer R-19/4356/GA
Betreft [Klager]
Datum 16 september 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het niet tijdig aan hem uitreiken van de beslissing van 8 februari 2019 tot oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere ruimte dan een strafcel.
De beklagcommissie heeft op 26 juli 2019 het beklag gegrond verklaard (IJ-2019-000180). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsvrouw mr. K. Bruns in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beklagcommissie is ten onrechte uitgegaan van het standpunt van klager dat hij op 8 februari 2019 van 9:30 uur tot 10:30 uur bezoek had en de beslissing dus niet om 9:50 uur kan hebben ontvangen. Klager heeft dit standpunt niet met stukken onderbouwd. Uit de beslissing blijkt dat deze op 8 februari 2019 om 9:50 uur aan klager is uitgereikt. Uit het overlegde bezoekersoverzicht blijkt dat klager op 8 februari 2019 geen bezoek heeft gehad. Nu de beslissing van 8 februari 2019 binnen 24 uur aan klager is uitgereikt, is voldaan aan het bepaalde in artikel 58, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet.
Standpunt van klager
Klager betwist dat de beslissing op 8 februari 2019 om 09:50 uur aan hem is uitgereikt en stelt zich op het standpunt dat hij op 8 februari 2019 wel degelijk bezoek had van 09.30 uur tot 10.30 uur. Hij betwist dan ook het standpunt van de directeur dat dit niet het geval zou zijn geweest.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat het schriftelijk verslag betreffende het voorval op 6 februari 2019 diezelfde dag om 10:45 uur aan klager is aangezegd, waarop aan klager een disciplinaire straf is opgelegd van drie dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie. De disciplinaire straf is op 7 februari 2019, om 10:30 uur, ingegaan. Klager is tijdig, op 7 februari 2019 gehoord. Dit is door partijen niet betwist.
Klager betwist dat de op de beslissing vermelde dagtekening juist is en stelt zich op het standpunt dat de beslissing aan hem is uitgereikt op 8 februari 2019 na 10:30 uur (en derhalve niet binnen 24 uur na het opleggen van de disciplinaire straf), omdat hij op 8 februari 2019 bezoek heeft ontvangen van 09.30 uur tot 10:30 uur.
Uit het door de directeur in beroep overgelegde overzicht van bezoek aan klager in de periode van 6 februari 2019 tot en met 9 februari 2019, volgt dat klager enkel op 7 februari 2019, van 09:28 uur tot 10:30 uur, bezoek heeft ontvangen. Gelet daarop stelt de beroepscommissie vast dat klager geen bezoek heeft ontvangen op 8 februari 2019 en gaat de beroepscommissie ervan uit dat de beslissing – zoals daarop is vermeld – op 8 februari 2019, om 09:50 uur, aan klager is uitgereikt. De beslissing is daarmee onverwijld - binnen 24 uur na het opleggen van de disciplinaire straf - aan klager uitgereikt.
Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.
secretaris voorzitter