Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4835/GM, 20 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:20-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    R-19/4835/GM        
            
Betreft    [Klager]    

Datum    20 juli 2020


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. R.W. van Zanden, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat
a. hij niet tijdig is doorgestuurd voor een afspraak bij de dermatoloog vanwege zijn heftige acné en
b. hij eveneens niet tijdig is doorgestuurd naar het ziekenhuis voor een infuusbehandeling.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het Coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Toen klager het JC binnenkwam, had hij op dat moment last van heftige acné. Er stond al een afspraak met de dermatoloog gepland, maar omdat klager gedetineerd raakte, heeft deze afspraak geen doorgang kunnen vinden. Ondanks dat klager veel last had van heftige klachten vanwege de acné, heeft het drie maanden geduurd voordat klager naar het ziekenhuis kon om een dermatoloog te bezoeken. Klager mocht bij de dermatoloog zijn shirt niet uittrekken en was geboeid. Naar aanleiding van dit bezoek kreeg klager medicatie voorgeschreven. De acné werd evenwel niet minder en klager heeft om die reden verzocht om een nieuwe afspraak. Klager is geen enkele keer, ondanks het verzoek, ter controle naar het ziekenhuis gebracht. De Medisch Adviseur is in zijn brief geheel voorbijgegaan aan het feit dat klager drie maanden heeft moeten wachten op enige medische hulp voor zijn acné. Hierdoor is klagers acné alleen maar erger geworden. 
De tweede klacht ziet op het medisch handelen met betrekking tot de ziekte van Crohn. Klager moet voor behandeling van deze ziekte elke zes weken naar het Academisch Medisch Centrum (AMC) voor een infuusbehandeling. Dit heeft klager ook kenbaar gemaakt toen hij het JC binnenkwam. Er hebben drie afspraken plaatsgevonden. Ondanks dat klager, zijn moeder en zijn raadsvrouw meermalen aan de bel hebben getrokken en hij klachten ondervond, heeft klager elf weken moeten wachten op de derde afspraak. Dit terwijl klager elke zes weken een infuusbehandeling dient te krijgen. De Medisch Adviseur heeft geschreven dat het eenmaal is voorgekomen dat de rit naar het AMC is afgebroken vanwege problemen bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en dat de medische dienst hier geen rol in heeft gehad. Klager had die ochtend zijn moeder gebeld en tegen haar gezegd dat zij niet op bezoek hoefde te komen, omdat klager naar het ziekenhuis zou gaan. Er werd toen gedacht dat klager naar buiten had gebeld, klager wist niet dat dat niet mocht, en toen is het transport niet doorgegaan. Klager is diezelfde middag alsnog naar het AMC gebracht. Indien de Medisch Adviseur op dit voorval doelt, kan dan ook worden vastgesteld dat dit incident niet de reden is geweest voor de vertraging van zo’n vijf weken. Klager is immers op dezelfde dag als waarop het incident heeft plaatsgevonden, alsnog op transport naar het AMC gegaan.
Klager heeft het idee dat zijn klachten niet serieus worden genomen.

Standpunt van de inrichtingsarts
Klager is op 6 februari 2019 binnengekomen in het JC en zijn eerste bezoek aan de dermatoloog was op 26 maart 2019. Hoewel klagers acné een vervelende klacht is, is er geen sprake van een spoedklacht. Om die reden kost het vaak even tijd voor de afspraak gemaakt is in het ziekenhuis. Het heeft evenwel geen drie maanden geduurd, zoals wordt gesteld namens klager. De medicatie is, omdat de medicatie eerst niet leek te werken, na overleg met de specialist opgehoogd. Dit gaf goede resultaten. Net voor zijn vertrek uit het JC heeft klager gezegd dat de pijnklachten van de huidaandoening weg waren. Klager wenst snel resultaat. Dat is begrijpelijk, maar het duurt even voordat het resultaat zichtbaar is.
Klager is tweemaal om de zes weken naar het ziekenhuis geweest voor zijn infuusbehandeling. Klager heeft op 17 mei 2019 tweemaal naar buiten gebeld. Om veiligheidsredenen is de afspraak door de beveiliging van de Medische dienst afgemeld. Door de medische dienst is de vervolgafspraak niet gemaakt. Dit is fout gegaan. Op 1 juli 2019 is dit geconstateerd en is een nieuwe afspraak aangevraagd. Daarop heeft het ziekenhuis een behandeling gepland op 22 juli 2019. Op 12 juli 2019 is er contact geweest met het ziekenhuis met de vraag of er een spoedtransport geregeld moest worden; het ziekenhuis liet de afspraak op 22 juli 2019 staan.

 

3. De beoordeling
Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit het dossier volgt dat klager na binnenkomst in het JC op 6 februari 2019, op 26 maart 2019 een dermatoloog heeft bezocht. Hoewel de klachten van klager vervelend zijn, was er geen sprake van een noodzakelijke spoedbehandeling. Daarom is de termijn tussen binnenkomst van klager in het JC en de daadwerkelijke afspraak met de dermatoloog niet onredelijk lang. Het gebruik van medicatie en de afstemming daarvan is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende besproken en hierin is een zorgvuldige afweging gemaakt. Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel (Pm). De beroepscommissie zal het beroep op dit punt daarom ongegrond verklaren.

Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de beroepscommissie als volgt. Uit de reactie op het beroepschrift volgt dat er geen vervolgafspraak is gemaakt na de afmelding van het transport. Door de inrichtingsarts is toegegeven dat dit inderdaad fout is gegaan. De beroepscommissie is van oordeel dat niet gebleken is van een goede reden om klager niet direct weer aan te melden voor een nieuwe afspraak voor zijn infuusbehandeling en dat dit handelen daarom moet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm. De beroepscommissie zal het beroep op dit onderdeel daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-. 

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van klachtonderdeel a. ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van klachtonderdeel b. gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €25,-. 

Deze uitspraak is op 20 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
      
secretaris    voorzitter
 

Naar boven