Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5697/GA, 21 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5697/GA

Betreft [klager]

Datum 21 september 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Detentiecentrum (DC) Rotterdam (hierna: de directeur)

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 23 juli 2019 niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.

De beklagcommissie heeft op 20 december 2019 het beklag gegrond verklaard (DC-2019-000476). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn gemachtigde in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Gezien de hoeveelheid ingeslotenen (ongeveer 60 personen) die betrokken waren bij de opstand op de luchtplaats op 22 juli 2019 en het feit dat deze afkomstig waren van vier verschillende afdelingen, werd pas gedurende de dag erna en tijdens het afhandelen van de rapporten duidelijk welke ingeslotenen hier allemaal een rol in hadden gespeeld en aan wie een disciplinaire straf dan wel ordemaatregel opgelegd moest worden. Het luchtmoment is niet uitsluitend komen te vervallen omdat hier geen tijd voor was tussen de afhandeling van de rapporten en interne overplaatsingen. Het was niet wenselijk om de hele groep te laten luchten zo lang nog niet duidelijk was of ook de onruststokers van de dag ervoor nog in deze groep zouden zitten. Er was sprake van een uitzonderlijke situatie nu de opstand op de luchtplaats een ernstig gevaar voor de veiligheid van zowel personeel als de ingeslotenen opleverde. Nu klager dagelijks ruim zeven uur gebruik kan maken van de luchtplaats is het niet nodig om nog extra compensatie voor het gemiste luchtmoment aan te bieden.

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling

Het recht op luchten, als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, is naar het oordeel van de beroepscommissie zo fundamenteel dat het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor gedetineerden wordt aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie dient de inrichting extra inspanningen te verrichten om gedetineerden niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een gedetineerde niet in de gelegenheid kan worden gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te kunnen bieden.

De beroepscommissie is van oordeel dat de opstand op 22 juli 2019, die aanleiding gaf tot een lockdown, een zodanig uitzonderlijke situatie is, dat afwijking van het recht op luchten gerechtvaardigd is. Bij de opstand op de luchtplaats waren ongeveer 60 ingeslotenen betrokken en dat leverde een ernstig gevaar op voor de veiligheid van zowel personeel als ingeslotenen. Gelet op de door de directeur verschafte inlichtingen, heeft de directeur de beslissing om de afdeling waar klager verbleef te sluiten, waardoor het luchtmoment op 23 juli 2019 niet door kon gaan, in redelijkheid kunnen nemen om de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting te kunnen waarborgen, inzichtelijk te krijgen welke ingeslotenen aan de opstand hadden deelgenomen en alle zaken te kunnen afhandelen. Er was sprake van een uitzonderlijke situatie, ten gevolge waarvan een grote groep ingeslotenen die dag geen luchtmoment is aangeboden. Daar komt bij dat klager op een afdeling zit waar hij dagelijks ruim zeven uur gebruik kan maken van de luchtplaats. De beroepscommissie is van oordeel dat het in dit geval dan ook onredelijk zou zijn om van de directeur te verlangen om klager een nieuw luchtmoment of compensatie aan te bieden.

De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is op 21 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. J.B. Oreel, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven