Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7493/GV, 1 september 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7493/GV

  

           

Betreft [klager]

Datum 1 september 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 2 juli 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking of incidenteel verlof afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van een maand, teneinde zijn partner in de periode rondom de bevalling emotioneel te ondersteunen. Daarnaast heeft klager verzocht om incidenteel verlof om bij de bevalling aanwezig te kunnen zijn. Het is noodzakelijk dat aan klager verlof wordt verleend om de geboorte van zijn kind mee te maken. Het is belangrijk dat hij zijn foute keuzes van weleer kan rechtzetten en een goede vader voor zijn kind kan zijn. Zijn persoonlijke omstandigheden en belangen moeten dan ook vooropstaan bij de beoordeling van zijn verzoek om strafonderbreking.

Nu klager in de periode waarin de bevalling zich zal aandienen nog maar een beperkt strafrestant heeft, staat niets in de weg aan het verlaten van de inrichting voor de duur van een maand. Daarnaast vertoont hij positief gedrag in de inrichting. Op grond daarvan had de directeur positief moeten adviseren ten aanzien van klagers verzoek om strafonderbreking. Nu heeft de directeur het advies van het Openbaar Ministerie (OM) in zijn geheel en zonder zelfstandige beoordeling overgenomen. Verder zijn het positieve advies van de politie en de inlichtingen van klagers advocaat ten onrechte terzijde geschoven. De argumenten dat een te kort strafrestant resteert en dat klager niet openstaat voor begeleiding zijn onjuist en kunnen evenmin in redelijkheid aan de afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking ten grondslag worden gelegd. Tijdens klagers voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) heeft hij geen agressie getoond en heeft hij geen nieuwe strafbare feiten gepleegd. Dat hij eerder in strijd met de aan zijn VI verbonden voorwaarden drugs heeft gebruikt, maakt niet dat het recidiverisico als hoog moet worden beoordeeld.

 

Standpunt van verweerder

Naast verwijzing naar de bestreden beslissing, merkt verweerder op dat klager op 16 juli 2020 een begeleid incidenteel verlof is verleend om een kraambezoek af te leggen.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft – na bespreking in het multidisciplinair overleg en de vrijhedencommissie – negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, nu klager zich meerdere keren niet aan gestelde voorwaarden heeft gehouden. Klagers persoonlijke belangen prevaleren niet boven de aanwezige bezwaren tegen verlofverlening. Er bestaat onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van een strafonderbreking of een incidenteel verlof.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klagers VI is herroepen. Aangezien dit een sanctie betreft op de niet-naleving van voorwaarden, dienen aan klager gedurende deze periode geen vrijheden te worden verleend. Het verlenen van strafonderbreking zou onaanvaardbare risico’s met zich meebrengen, omdat is gebleken dat klager zich niet aan de gestelde voorwaarden kan houden. Hij heeft inmiddels meerdere kansen gehad en had destijds de gevolgen van zijn handelen moeten kunnen overzien.

De reclassering heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden aan klager. Het genieten van vrijheden bij familie is onwenselijk, omdat klager zijn familie inzet voor eigen doeleinden en zij niet in staat is om klager daarin te begrenzen. Klagers VI is driemaal herroepen, vanwege het niet naleven van voorwaarden. Een beschermd wonen traject en ambulante behandeling zijn voortijdig beëindigd vanwege zijn negatieve houding en gedrag. Na afloop van de onderhavige detentieperiode ondergaat hij een voorwaardelijke straf, waaraan de voorwaarde van beschermd wonen is verbonden. Klager wenst geen contact meer met de reclassering en heeft gekozen voor het uitzitten van zijn straf in detentie. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 14 februari 2020 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf in verband met poging tot diefstal met geweld, gepleegd in vereniging, waarvan de VI is herroepen. Inmiddels heeft hij ook een vervangende hechtenis ondergaan van drie dagen, in verband met het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 14 september 2020.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner. (Begeleid) incidenteel verlof is hiervoor daarentegen in beginsel niet de aangewezen vorm van verlof.

Zowel incidenteel verlof als strafonderbreking kunnen worden verleend voor een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner van de gedetineerde (artikel 36, in verbinding met artikel 23 van de Regeling).

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van een maand, teneinde zijn partner gedurende de periode rondom de bevalling emotioneel te ondersteunen. Daarnaast heeft klager verzocht om incidenteel verlof om bij de bevalling aanwezig te kunnen zijn.

Hoewel klagers wens om zijn partner te bezoeken begrijpelijk is, is van een noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking, in de betekenis van de Regeling, voor de duur van een maand niet gebleken.

Bovendien is in klagers geval sprake van een omstandigheid die een contra-indicatie vormt voor verlofverlening en die een afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking voor kortere duur of onbegeleid incidenteel verlof rechtvaardigt. Uit het dossier blijkt en niet bestreden is dat klagers VI meermalen is herroepen vanwege het niet naleven van voorwaarden. In dat verband zijn een beschermd wonen traject en een ambulante behandeling voortijdig beëindigd, vanwege zijn negatieve houding en gedrag. Zowel de directeur van de inrichting, het OM, als de reclassering hebben daarom negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag. Op dit moment ondergaat klager de hierboven genoemde gevangenisstraf waarvan de VI is herroepen.

Overigens volgt uit de inlichtingen van verweerder dat aan klager op 16 juli 2020 een begeleid incidenteel verlof is verleend voor een kraambezoek aan zijn partner en hun pasgeboren kind en in zoverre in de door klager benoemde behoefte is voorzien.

Gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder d, van de Regeling en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 1 september 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door

mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven