Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4360/SGA, 17 september 2020, schorsing
Uitspraakdatum:17-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4360/SGA                             

Betreft [verzoeker]      Datum 17 september 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Norgerhaven te Veenhuizen (hierna: de directeur) heeft op 8 september 2020 beslist verzoeker te degraderen naar het basisprogramma.

Verzoekers raadsman, mr. M. de Reus, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (Nh-2020-000332).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij een voorval waarbij een medegedetineerde gewond is geraakt. Verzoeker stelt dat geen sprake is van structureel negatief gedrag en dat geen afweging is gemaakt waarbij ook zijn andere gedrag is betrokken. Volgens verzoeker is geen kenbare belangenafweging gemaakt en is de bestreden beslissing daarmee in strijd met de wet.

Bij het nemen van een beslissing tot terugplaatsing van een gedetineerde in het basisprogramma (degradatie) dient de directeur volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie het gedrag te benoemen dat tot de degradatie leidt en een kenbare belangenafweging te maken. Uit de bestreden beslissing blijkt dat verzoekers gedrag op het onderdeel ‘stimuleren en ontmoedigen’ als ’rood’ is aangemerkt. Hierbij is benoemd dat verzoeker als een van zeven gedetineerden betrokken is geweest bij een geweldsincident waarbij een medegedetineerde ernstig gewond is geraakt, welke aangifte gaat doen wegens (zware) mishandeling. De directeur geeft aan dat de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting hiermee in het geding is en niet meer kan worden gewaarborgd. Fysieke agressie tegen gedetineerden en/of personeel is ‘rood’ gedrag. Volgens de directeur is dit ontoelaatbaar en in strijd met de geldende richtlijnen binnen de inrichting.

De voorzitter overweegt dat voor het ‘groene’ gedrag in het geheel niet is benoemd. Hoewel de voorzitter op grond van de door de directeur in de schorsingsprocedure verstrekte inlichtingen en bijgevoegde stukken aannemelijk acht dat verzoeker bij een ernstig geweldsincident betrokken is geweest, overweegt de voorzitter dat de gemaakte belangenafweging (in de beschikking) niet aan de daaraan gestelde eisen voldoet waardoor deze de bestreden beslissing niet kan dragen. Gelet hierop zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 17 september 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven