Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/4416/SGA, 25 september 2020, schorsing
Uitspraakdatum:25-09-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/4416/SGA                      

Betreft [Verzoeker]      Datum 25 september 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [Verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) heeft op 19 september 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege zijn betrokkenheid bij een opstootje met een medegedetineerde, ingaande op 19 september 2020 om 15:45 uur en eindigend op 26 september 2020 om 15:45 uur.

Verzoekers raadsman, mr. B. van Elst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk nog onbekend).

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Door en namens verzoeker is aangevoerd dat de bestreden disciplinaire straf onterecht is opgelegd nu verzoeker geen geweld heeft toegepast. Het gaat om een incident tussen verzoeker en een medegedetineerde tijdens een potje voetbal. Bij een duel om de bal is er een duwtje gegeven waarna een woordenwisseling heeft plaatsgevonden. Vervolgens zou de medegedetineerde verzoeker een kopstoot hebben gegeven waarna zij hoofd aan hoofd kwamen te staan. Omdat verzoeker hier niet van gediend was duwde hij de medegedetineerde van hem af waarop de medegedetineerde verzoeker een klap in zijn gezicht heeft gegeven. Verzoeker stelt dat hij de medegedetineerde alleen maar een duwtje heeft gegeven, dit rechtvaardigt dan ook geenszins een klap in zijn gezicht. Verzoeker vindt het dan ook niet eerlijk dat hij dezelfde straf heeft gekregen als de medegedetineerde terwijl de medegedetineerde degene is geweest die heeft geslagen. Verzoeker is van mening dat hij onterecht disciplinair is gestraft omdat het opstootje niet zijn schuld was en hij niet degene was die geslagen heeft maar geslagen is. Voorts wordt namens verzoeker om schorsing van de disciplinaire straf gevraagd nu een tenuitvoerlegging van enige maatregel verzoekers fasering in de weg kan staan.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur komt naar voren dat aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd wegens een opstootje tijdens de sport met een medegedetineerde. Volgens de directeur heeft verzoeker tijdens het voetbal de medegedetineerde een duw gegeven waarna deze hem met de vlakke hand op zijn rechter wang zou hebben geslagen. Hierna zouden zij hoofd aan hoofd zijn gaan staan en zou verzoeker met de medegedetineerde op de vuist willen gaan. Volgens de directeur is door tussenkomst van het personeel – en het maken van alarm - erger voorkomen. De directeur is van mening dat verzoeker hiermee in strijd met de orde en de veiligheid in de inrichting heeft gehandeld. Tijdens het horen heeft verzoeker volgens de directeur aangegeven dat nadat hij de medegedetineerde had geduwd heeft gezegd: “als je niet tegen een duwtje kan, dan kun je beter op balletles gaan”. Deze provocerende opmerking heeft de situatie geen goed gedaan, aldus de directeur.

De voorzitter overweegt dat voldoende aannemelijk is geworden dat verzoeker betrokken is geweest bij een opstootje met een medegedetineerde. Niet is gebleken dat het duwen door verzoeker tijdens het voetbal grensoverschrijdend was. De klap van medegedetineerde was dat in ieder geval wel. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft verzoeker zich ongeoorloofd gedragen door (nadat hij die klap kreeg) een dreigende houding aan te nemen, waaruit men kennelijk heeft afgeleid dat verzoeker bereid was om het gevecht aan te gaan. De directeur heeft verzoeker hiervoor in redelijkheid en billijkheid disciplinair kunnen straffen. Echter is de voorzitter van oordeel dat een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel disproportioneel is, nu ander ongeoorloofd gedrag - dan het aannemen van een dreigende houding - niet is vastgesteld. Nu de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing voor schorsing in aanmerking komt zal de voorzitter het verzoek toewijzen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 25 september 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven