Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5131/GM, 16 november 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-11-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5131/GM            

Betreft [klager]            Datum 16 november 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat aan hem niet tijdig zijn medicatie is verstrekt, dat aan hem zonder uitleg andere medicatie is voorgeschreven, dat hij niet direct een contra-indicatie voor een meerpersoonscel (mpc) heeft gekregen en dat er niet op zijn klachten werd gereageerd.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr A.M.R. van Ginneken, de heer […], Hoofd zorg, namens de inrichtingsarts en mevrouw […], justitieel verpleegkundige, gehoord op de zitting van 25 augustus 2020 in de PI Lelystad.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Vanaf de binnenkomst van klager in de PI Lelystad op 1 juli 2019 is aan klager niet de medicatie verstrekt die hij al jaren gebruikte. Pas enige weken later kreeg hij zijn medicatie. Daarnaast heeft klager andere ADHD-medicatie gekregen, zonder uitleg over de reden daarvan. Klager gebruikte Ritalin, maar kreeg Concerta. Voorts is aan klager bij binnenkomst in de PI geen contra-indicatie voor een mpc afgegeven, terwijl hij die eerder wel had. Deze contra-indicatie is pas later in oktober 2019 afgegeven. Klager heeft meerdere brieven geschreven omdat er niet op zijn klachten werd gereageerd en hij wil een schadevergoeding van €15.000,-. Pas op 16 augustus 2019 had klager een gesprek met het Hoofd zorg en op 19 augustus 2019 een gesprek met de psychiater in verband met zijn medicatie.

Standpunt van de inrichtingsarts

Volgens het Apotheek Medicatie overzicht heeft klager zijn medicatie drie à vier weken later daadwerkelijk voorgeschreven gekregen. Daar is klager de dupe van geweest. Klager is tijdens een gesprek daarover uitleg gegeven en aan hem zijn excuses aangeboden. Tijdens de zitting heeft het Hoofd zorg meegedeeld dat hij klager één keer heeft gesproken over zijn klacht in het bijzijn van een justitieel verpleegkundige en heeft hij aangegeven dat als de medicatie wordt veranderd daar wel uitleg over wordt gegeven. Voorts zijn ter zitting de medische gegevens van klager overgelegd.

3. De beoordeling

Uit de behandeling ter zitting en de stukken volgt dat bij binnenkomst in de PI klagers medicatie is gewijzigd. In plaats van een kortwerkend methylfenidaat, Ritalin, is een langwerkend methylfenidaat, Concerta, voorgeschreven. In penitentiaire inrichtingen geldt het beleid om bij voorkeur Concerta voor te schrijven omdat dan minder tabletten voorgeschreven hoeven te worden, om handel tegen te gaan en omdat het een minder verslavend effect heeft. De beroepscommissie is van oordeel dat de inrichtingsarts een zelfstandige afweging kan maken over het te volgen medicatiebeleid. Dat de aan klager voorgeschreven medicatie niet dezelfde is als de medicatie die hij eerder kreeg, duidt niet zonder meer op onzorgvuldig medisch handelen van de inrichtingsarts. Het beroep ten aanzien van dat onderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. De communicatie rondom het omzetten van de medicatie wordt echter als onzorgvuldig aangemerkt, nu aannemelijk is geworden dat klager pas een aantal weken later daarover uitleg van de psychiater heeft gekregen.

Daarnaast is op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onweersproken vast komen te staan dat klager pas drie à vier weken na binnenkomst in de PI daadwerkelijk zijn medicatie heeft voorgeschreven gekregen. De beroepscommissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat onzorgvuldig is gehandeld met betrekking tot de continuïteit van de medicatieverstrekking. Tevens is niet adequaat gehandeld met betrekking tot de afgifte van de contra-indicatie voor een mpc. De medische dienst, zo is ter zitting gebleken, is uitgegaan van de medische gegevens van een ander persoon met dezelfde achternaam als klager. Klager heeft meerdere brieven geschreven over zijn klachten en heeft daarover één gesprek met het Hoofd zorg gehad. De beroepscommissie vindt aannemelijk dat de klachten van klager niet de aandacht hebben gekregen die zij in beginsel verdienden en verdienen. Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts ten aanzien van deze onderdelen worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel.

De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van deze onderdelen daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de wijziging van de voorgeschreven ADHD-medicatie ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de overige onderdelen gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Deze uitspraak is op 16 november 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven