Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3220/GA, 22 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:  R-19/3220/GA           

betreft:     [klager]                           datum: 22 oktober 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw […], namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 maart 2019 van de beklagcommissie bij het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg Scheveningen te Den Haag, hierna JCvSZ, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het JCvSZ in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn gemachtigde mevrouw […] om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de ondermaatse hygiëne in klagers verblijfsruimte (SC 2019/011), op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. Klager heeft een lange periode onder zeer onhygiënische omstandigheden in het JCvSZ moeten verblijven en daar lichamelijk ongemak van ondervonden. Hij heeft zich op 20 augustus 2018 bij het JCvSZ gemeld. Vanwege de complexe medische multiproblematiek en de benodigde medische verpleegzorg konden reguliere p.i.’s hem niet huisvesten. Klager lijdt aan chronische COPD en dermatologische problemen, waardoor een hygiënische omgeving van groot belang is. De directeur en de aan het JCvSZ verbonden artsen zijn hierover ruim vóór klagers detentie geïnformeerd. Het zorgplan en de hygiënische voorschriften zijn nadrukkelijk aan het JCvSZ doorgegeven. Door het JCvSZ is bevestigd dat die zorg aan klager kon worden gegeven. Ondanks herhaalde verzoeken aan het JCvSZ sinds de eerste dag van detentie om maatregelen te nemen met betrekking tot de onhygiënische omstandigheden waarin klager verbleef - hij zat 23 uur per dag opgesloten in deze cel - zijn er geen maatregelen genomen en werden de problemen gebagatelliseerd. Er was sprake van een douchestoel met fecaliën resten, stof en sigarettenrooklucht, hetgeen invloed heeft gehad op klagers ademhaling en huid. Klager had regelmatig abcessen sinds het verblijf in het JCvSZ. Hij heeft ernstige jeuk en huiduitslag opgelopen. Pas na vijf maanden was er sprake van enige verbetering. Het bovenstaande betekent een extra leedtoevoeging aan de detentie. Dat is niet billijk. Klager heeft een lange periode onnodig leed ondervonden. Een symbolische financiële tegemoetkoming van € 10,= per dag, in totaal € 2.520,= is gerechtvaardigd.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Het beklag is ingediend op 3 januari 2019 en binnengekomen op 8 januari 2019. Op 15 januari 2019 heeft de juridisch medewerker de klacht met klager besproken en geconstateerd dat klagers verblijfsruimte nog die dag was schoongemaakt en stof- en schimmelvrij was. Op 24 januari 2019 heeft de maandcommissaris op verzoek van de directeur klagers verblijfsruimte geïnspecteerd en geoordeeld dat de hygiëne onder de maat was. Van 31 januari 2019 tot klagers overplaatsing naar de locatie Zuyderbos op 29 april 2019, heeft klager volgens een vast patroon, wekelijks gesprekken gevoerd met de directeur en met het hoofd verpleging waarin de hygiëne op klagers cel een wekelijks terugkerend onderwerp was, waar direct op werd gestuurd als daar aanleiding toe was. Zo hebben onder meer op 7, 14 en 28 februari 2019 en een dag voor klagers externe overplaatsing, naast de dagelijkse reiniging, extra (diepte)reinigingen van klagers verblijfsruimte plaatsgevonden. De reikwijdte van de klacht kan gelet op het bepaalde in artikel 61, vijfde lid, Pbw niet teruggaan tot het begin van klagers detentie, te weten 20 augustus 2018. De directeur heeft na constatering direct actie ondernomen en voldaan aan zijn zorgplicht.

    3.     De beoordeling
De beklagcommissie heeft geoordeeld dat de verblijfsruimte van klager gedurende een periode in onvoldoende mate heeft voldaan aan de te stellen eisen van hygiëne. Anders dan de beklagcommissie acht de beroepscommissie een tegemoetkoming voor het ontstane ongemak in dit geval op zijn plaats. Klager heeft op 8 januari 2019 zijn beklag gedaan. De beroepscommissie gaat ervan uit dat klager eerst getracht heeft door opmerkingen richting personeel en medische dienst een oplossing te zoeken. De beroepscommissie zal bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming een periode van één maand voorafgaande aan de klacht betrekken. Aan klager wordt een tegemoetkoming toegekend van €50,-.

    4.     De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €50,-.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. K. Kiela, secretaris, op 22 oktober 2020.

secretaris                                                     voorzitter

Naar boven