Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6596/GB, 7 oktober 2020, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6596/GB

    

           

Betreft [klager]

Datum 7 oktober 2020

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de Inrichting voor Stelselmatige Daders (ISD) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 1 april 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. C.E.J.E. Kouijzer, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft in zijn beroepschrift de procedurele gang van zaken tot aan het indienen van zijn beroepschrift beschreven. Verweerder stelt dat hij bij de beoordeling van klagers verzoek uitgebrachte adviezen heeft betrokken. Voor klager is onduidelijk op welke adviezen verweerder zich in de bestreden beslissing heeft gebaseerd en voor klager is dit ook niet na te gaan, omdat de adviezen niet bij de bestreden beslissing zijn gevoegd. De bestreden beslissing is daardoor onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd.

In de bestreden beslissing wordt klagers verzoek tot overplaatsing afgewezen, vanwege de getroffen coronamaatregelen. Hoewel de coronasituatie in Nederland uitzonderlijk te noemen is en klager aanvankelijk begrip had voor het feit dat zijn verzoek tot overplaatsing als gevolg van de getroffen coronamaatregelen werd uitgesteld, gaat het hem nu te lang duren. Er valt niet te zeggen hoe lang de door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) getroffen coronamaatregelen nog gaan duren. Klager behoort – gelet op zijn leeftijd – tot de risicogroep en wil juist daarom op een kleinschalige afdeling geplaatst worden. Klager heeft momenteel geen ziekteverschijnselen en kan daarom – al dan niet met een quarantaineperiode – gewoon naar de PI Nieuwegein worden overgeplaatst.

Klager heeft zijn verzoek al geruime tijd voordat de omvang van de coronacrisis duidelijk werd bij verweerder ingediend. Al die tijd werd klagers verzoek aangehouden en werd er door verweerder geen beslissing genomen.

Klager wordt door de bestreden beslissing te zwaar getroffen. Hij heeft een sterk persoonlijk belang bij zijn verzoek tot overplaatsing, omdat alleen dan zijn re-integratie een kans van slagen heeft. Zolang de DJI de juiste veiligheidsmaatregelen in het kader van het coronavirus toepast, bestaan er ook geen bezwaren om hem over te plaatsen.

 

Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.

 

Standpunt van verweerder

De DJI treft extra maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. De maatregelen hebben als doel het aantal contacten met de buitenwereld te beperken. Zo kan het risico op besmetting met het coronavirus kleiner worden gemaakt.

Horizontale overplaatsingen worden, zolang de door de verweerder getroffen coronamaatregelen voor het gevangeniswezen gelden, beperkt tot uitzonderlijke en spoedeisende situaties waarbij bijvoorbeeld de veiligheid binnen de inrichting of de veiligheid van een gedetineerde in gevaar is.

De door verweerder getroffen coronamaatregelen bieden – behoudens bijzondere omstandigheden – geen ruimte om af te wijken. In klagers geval is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Ingevolge artikel 10a van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is een ISD bestemd voor de opneming van personen aan wie een maatregel tot plaatsing in een ISD is opgelegd conform artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. Bij de plaatsing op de ISD-afdeling wordt rekening gehouden met het parket van insluiting betreffende de opgelegde maatregel. Klager is vooralsnog binnen de juiste inrichting en afdeling geplaatst.

De inrichting heeft negatief geadviseerd. Mocht echter na het plaatsvinden van klagers psychologisch onderzoek en het duidelijk worden van zijn trajectplan blijken dat overplaatsing naar een andere ISD meer geïndiceerd is, dan kan zijn verzoek tot horizontale overplaatsing opnieuw worden bekeken.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de ISD van de PI Vught. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de ISD van de PI Nieuwegein, omdat hij zijn verblijf in de ISD van de PI Vught - als gevolg van een eerder verblijf aldaar tussen 2015 en 2017 – als traumatisch ervaart. In beroep heeft klager daaraan toegevoegd dat hij met het oog op het coronavirus in een kleinschalige ISD-afdeling geplaatst wil worden, omdat hij – gezien zijn leeftijd – tot een risicogroep behoort en zijn re-integratie alleen een kans van slagen heeft bij een overplaatsing.

De directeur van de PI Vught heeft negatief heeft geadviseerd ten aanzien van een overplaatsing. Uit het selectieadvies volgt dat klager nog geen psychologisch onderzoek heeft ondergaan en dat zijn trajectplan onduidelijk is. Dit proces binnen de ISD van de PI Vught zou worden doorkruist, wanneer klager nu naar de ISD van de PI Nieuwegein zou worden overgeplaatst. In de ISD van de PI Nieuwegein zou het ISD-traject opnieuw moeten worden opgestart, waardoor de behandeling in het kader van de ISD-maatregel vertraging zou oplopen. Nu er in de ISD van de PI Vught kennelijk ook geen sprake is van een vastgelopen behandelrelatie, kan deze inrichting in klagers behandeling voorzien.

lagers stelling dat hij zijn verblijf in de PI Vught – als gevolg van het overlijden van zijn moeder en het geen afscheid van haar kunnen nemen tijdens een eerder verblijf aldaar tussen 2015 en 2017 – als traumatisch ervaart, wordt – zo blijkt uit het selectieadvies – niet herkend. Uit het selectieadvies volgt dat klager tijdens zijn verblijf op de afdeling correct is in de omgang, hij geen correcties op zijn gedrag behoeft, hij niet is gerapporteerd en er geen sprake is van middelengebruik. Daarnaast is er geen sprake van spanningen en conflicten op de afdeling. Klagers stelling vindt daarom geen steun in het dossier en is door klager ook niet, althans onvoldoende, nader onderbouwd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 7 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven