Nummer R-19/5423/GA
Betreft [Klager]
Datum 26 oktober 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden (hierna: de directeur)
1. De procedure
[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen het weigeren van klagers bezoek, in het kader van bezoek zonder toezicht.
De beklagcommissie heeft op 29 november 2019 het beklag wegens vormverzuim gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €10,- (LW 2019-470). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leidden ertoe dat het tot voor kort onduidelijk was wanneer behandeling op een zitting weer kon plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Vanwege het beleid omtrent het verlenen van de toegang tot de PI van het bezoek, is de directeur van het gevangeniswezen opgedragen om nieuwe maatregelen in te voeren die getroffen dienen te worden ter voorkomen van invoer van contrabande in de PI. Dit besluit van 1 mei 2019 houdt in dat indien er op aangeven van de hondengeleider het vermoeden bestaat dat sporen van drugs dan wel enige andere contrabande waargenomen zijn, de toegang tot de PI direct ontzegd wordt. Deze maatregel is niet van toepassing op gedetineerden. Desondanks zijn de gedetineerden wel geïnformeerd over deze maatregel. De ontzegging is geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), maar een beslissing in het kader van het toegangsbeleid. Bovendien dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag, omdat klager opkomt tegen een algemeen geldende regel. Klager is over de weigering mondeling geïnformeerd.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 38 van de Pbw heeft een gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week bezoek te ontvangen. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de directeur de toelating tot de gedetineerde van een bepaald persoon kan weigeren, indien dit noodzakelijk is onder meer met het oog op de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Met de weigering een bepaald persoon toe te laten tot de gedetineerde beperkt de directeur de kring van personen die het bezoekrecht van de gedetineerde inhoud kunnen geven. Deze beperking vormt dan ook een inbreuk op de vrijheid van de gedetineerde om te bepalen met wie hij contacten wenst te onderhouden. Dit betekent dat de beslissing van de directeur een bezoeker de toegang tot de gedetineerde te weigeren, moet worden opgevat als een inperking van een aan de gedetineerde toekomend recht, waartegen beklag mogelijk is. Klager is, anders dan de directeur in beroep aanvoert, terecht in zijn klacht ontvangen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 26 oktober 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, F. van Dekken en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter