Onderwerp: Bezoek-historie

In memoriam kol (b.d.) mr. Th.J. Clarenbeek

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte lezers van het Militair Rechtelijk Tijdschrift

De Redactiecommissie heeft de droeve plicht u het overlijden te melden van mr. Th.J. Clarenbeek, kolonel b.d. van de Militair Juridische Dienst, op 23 augustus 2020, op de leeftijd van 82 jaar. Ons medeleven gaat uit naar zijn echtgenote en verdere familie.

Kolonel Theo Clarenbeek was een zeer gewaardeerd collega binnen het Dienstvak van de Militair Juridische Dienst, die zich onder meer heeft onderscheiden door zijn bijdragen aan de herziening van het militaire straf- en tuchtrecht. Voor het Militair Rechtelijk Tijdschrift is hij van uitzonderlijke waarde geweest. Hij was (veelvuldig) auteur en annotator, alsook achtereenvolgens secretaris (1976 – 1986) en voorzitter (1986 – 1993) van de Redactiecommissie. Ook was hij de samensteller van het onvolprezen Cumulatief Jaarregister 1905 - 2002, dat u op onze website vindt.

De Redactiecommissie is de heer mr. F.F. Langemeijer, plv. Procureur Generaal bij de Hoge Raad en voormalig reserve-officier van de MJD, zeer erkentelijk voor het hieronder afgedrukte In Memoriam, dat onze collega Theo Clarenbeek op treffende wijze gedenkt.

Mr Jan Peter Spijk MA

Brigade Generaal bd van de Militair Juridische Dienst

Voorzitter Redactiecommissie

In memoriam mr. Th.J. Clarenbeek (1937 – 2020)

Als dienstplichtige van de lichting 1976-6 betrad ik het sobere kantoorgebouw van de toenmalige arrondissementskrijgsraad in Arnhem. Kort daarna maakte ik kennis met een boomlange officier van de Verbindingsdienst die, na bevordering tot majoor van de Militair Juridische Dienst, de nieuwe Secretaris van de krijgsraad en daarmee mijn directe chef zou worden: Theo Clarenbeek.

Clarenbeeks loopbaan is beschreven in het themanummer bij gelegenheid van zijn afscheid als voorzitter van de redactiecommissie van het MRT.1 Hij was, wat men noemt, een self made man. Na een opleiding tot onderwijzer is Clarenbeek werkzaam geweest in diverse functies binnen de Koninklijke Landmacht. Hij voltooide daarnaast een rechtenstudie en werd als officier van de Militair Juridische Dienst geplaatst in functies binnen en buiten de militaire strafrechtspraak. In 1981 werd hij rechter in Utrecht. Hij behandelde hoofdzakelijk strafzaken. In 1986 werd hij vice-president van dezelfde rechtbank en in 1995 coördinerend vice-president. Na zijn terugtreden als zodanig heeft hij zittingen gedaan als raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof te Arnhem. Hij behield een band met de militaire strafrechtspraak, aanvankelijk als president-plaatsvervanger van de arrondissementskrijgsraad. Na invoering van de Wet militaire strafrechtspraak was Clarenbeek, in de rang van reserve-kolonel, nog enige tijd als reservist bestemd voor een leidinggevende functie in de mobiele rechtbank KL voor het geval dat buitengewone omstandigheden aanleiding zouden geven tot het instellen van die rechtbank.

Met het voorgaande is nog niets gezegd over Clarenbeeks wetenschappelijke activiteiten. Zijn proefschrift uit 1978, 'De Oorlogswet voor Nederland', omvatte een commentaar op de toenmalige wettekst. Dat voorzag in een lacune en wordt als 'Fundgrube' nog gebruikt in vakliteratuur over uitzonderingstoestanden. Hoeveel vrije tijd dit boek hem (en zijn gezin) moet hebben gekost, laat zich raden. Het internet bestond nog niet. Zijn vijfde stelling bij zijn promotie luidde: 'Onder de faciliteiten voor avond- en weekendstudenten dient de openstelling van alle wetenschappelijke bibliotheken gedurende de avonduren en (een deel van) de weekends te worden opgenomen.' Clarenbeek behield niettemin zijn schrijfdrift. Hij trad toe tot de redactiecommissie van het MRT en schreef onder meer talrijke annotaties onder uitspraken. Samen met zijn promotor, prof. mr. Th.W. van den Bosch, en anderen vormde hij de redactie van het losbladige commentaar Militair Straf- en Tuchtrecht. Hij beschikte over goede moed. Ik herinner mij nog zijn toezegging om, naast zijn gewone dagtaak, het leeuwendeel van dat commentaar − over het strafprocesrecht in militaire zaken − voor zijn rekening te nemen. Jaren na zijn afscheid van de redactiecommissie van het MRT zou van zijn hand nog een 'Cumulatief register Militair Rechtelijk Tijdschrift 1905 – 2002' volgen.

Wat voor iemand was Theo Clarenbeek? Binnen de KL een zij-instromer. Hij nam wel de ervaring uit zijn vorige functies mee en gebruikte die ook. Ik herinner me uit mijn diensttijd dat iedere poging van ons, jeugdige ondergeschikten, om naar goed hiërarchisch gebruik een gerezen probleem door te geven aan het hogere echelon, steevast door Clarenbeek werd beantwoord met de laconieke constatering: 'Dan heb je nu een probleem. Hoe denk je dat op te lossen?' In dit pedagogisch juiste antwoord herkent men de onderwijzer. Als strafrechter had hij voordeel van de realistische kijk op zaken en mensen, die hij in zijn militaire periode heeft ontwikkeld. In zijn annotaties en wetenschappelijke commentaren toonde hij oog voor de noden van de praktijk, die hij als militair en als rechter had leren kennen. Hij was niet te beroerd om monnikenwerk te verrichten waarvan niet hijzelf, maar anderen het profijt zouden hebben: ik noem slechts het door hem vervaardigde cumulatief register.

In het algemeen wordt het als onbehoorlijk beschouwd, iemand achteraf af te rekenen op normen die nog niet bestonden toen de gedragingen plaatsvonden: zie art. 4 Wet Algemene bepalingen en art. 1 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Maar soms kan een beetje hindsight verhelderend zijn. Ik noem daarom de vier highlights uit de huidige Gedragscode Defensie2: (1) 'Ik werk samen, help anderen, sta open voor feedback en spreek aan.' (2) 'Ik werk veilig. Onveilig of ongewenst gedrag maak ik bespreekbaar of meld ik.' (3) 'Ik zorg dat mijn collega's en de samenleving op mij kunnen vertrouwen.' (4) 'Ik toon vakmanschap en neem verantwoordelijkheid in mijn werk.' Is dit een onhaalbaar ideaalbeeld? Neen, zulke militairen bestaan echt. Dat is mij gebleken.

Hij ruste in vrede.

Naar boven