Onderwerp: Bezoek-historie

Wnb-vergunning pilotproject platte oesters in de Noordzee
Geldigheid:17-03-2020 t/m 31-12-2029Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Geachte,

Op 19 december 2019 heeft u namens Blauwwind II C.V. een vergunning aangevraagd, op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor het uitvoeren van een pilotproject, namelijk het herstellen van de platte oester in de Noordzee. Het project zal plaatsvinden nabij het Natura 2000-gebied Voordelta.

Op 19 december 2019 ontving ik uw aanvraag per e-mail. Bij e-mail van 8 januari 2020 heb ik de ontvangst van uw aanvraag bevestigd.

Ik verleen u hierbij de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen van dit besluit. In dit besluit vindt u de inhoudelijke overwegingen die eraan ten grondslag liggen. De aanvraag en de bijlagen maken onderdeel uit van dit besluit.

1. AANVRAAG

1.1. Onderwerp

Het pilotproject is bedoeld voor het herstel van platte oesterbanken in de Noordzee. In het kader van natuurinclusief bouwen van windpark Borssele III-IV is Blauwwind voornemens om dit project uit te voeren. Het project heeft als doel te onderzoeken of platte oesterbanken zijn te ontwikkelen met actieve ingrepen. De locaties om platte oesterbanken te herstellen liggen ten westen van het Natura 2000-gebied Voordelta binnen het windpark Borssele III-IV.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de voorgenomen activiteit verwijs ik naar de aanvraag en de bijlagen daarbij.

1.2. Bevoegdheid

Op basis van artikel 1.3, lid 5, van de Wnb en de artikelen 1.2 en 1.3, onder k, sub 2 van het Besluit natuurbescherming ben ik bevoegd om te beslissen op uw vergunningaanvraag.

De exacte wetsteksten zijn te raadplegen op www.overheid.nl onder 'wet- en regelgeving'.

1.3. Vergunningplicht

De aangevraagde activiteit kan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Voordelta, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Daarom geldt een vergunningplicht op grond van artikel 2.7, lid 2, Wnb.

1.4. Beoordeling van projecten en andere handelingen

1.4.1. Project met mogelijk significante gevolgen

De activiteit waarvoor u een vergunning aanvraagt, is een project in de zin van artikel 2.7, lid 2 van de Wnb dat, afzonderlijk of in cumulatie met andere plannen of projecten, kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-gebied.

1.4.2. Passende beoordeling

Voor een project dat afzonderlijk of in cumulatie kan leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, kan alleen een vergunning verleend worden als de aanvrager een passende beoordeling (hierna: PB) heeft overgelegd, waaruit zonder redelijke wetenschappelijke twijfel kan worden geconcludeerd dat het project niet zal leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied. Deze moet rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. De PB biedt de grondslag voor de vaststelling van de aard en omvang van de gevolgen of de cumulatieve gevolgen en de manier waarop in mitigatie van die gevolgen is voorzien. De PB toetst de effecten aan de instandhoudingdoelstellingen uit het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied Voordelta.

In het onderstaande volgt mijn beoordeling van de effectenanalyse zoals die is neergelegd in de PB.

 

2. BEOORDELING

2.1 Afbakening

Gebied

De activiteit vindt plaats ten westen van het Natura 2000-gebied Voordelta.

Gevolgen

Voor de beoordeling van de gevolgen inventariseert de PB welke in redelijkheid denkbare typen gevolgen kunnen optreden. Dit zijn:

  • Risico's op exoten en of parasieten/ziekten voor platte oesters.

Natuurwaarden

De natuurwaarden die door de genoemde gevolgen beïnvloed kunnen worden, zijn:

  • Habitattypen: H1110B, permanent overstroomde zandbanken

  • Habitatrichtlijnsoorten: zeeprik, rivierprik, fint, elft, bruinvis, gewone zeehond, grijze zeehond en bruinvis.

  • Vogelrichtlijnsoorten: 30 soorten niet-broedvogels.

De beschermde waarden en de relevante instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied staan vermeld op www.rijksoverheid.nl/lnv ('Onderwerpen' >'Natuur en Biodiversiteit' > 'Natura 2000').

Conclusie afbakening

Ik ben van oordeel dat de afbakening van het gebied en de inventarisatie van mogelijke gevolgen van het project op de natuurwaarden in de PB op een juiste wijze hebben plaatsgevonden.

2.2 Mogelijke effecten en mitigatie

Naar mijn mening blijkt uit de passende beoordeling dat de voorgenomen activiteit mogelijk zou kunnen leiden tot verspreiding van ziekten en/of parasieten voor platte oesters naar het Natura 2000-gebied Voordelta en op deze wijze kan leiden tot een negatief effect op de kwaliteit van het habitattype permanent overstroomde zandbanken.

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat het goedgekeurde natuurinclusiefbouwenplan voldoet aan het Kavelbesluit 1-5 Windenergiegebied Borssele. In het Kavelbesluit zijn de mogelijke effecten al getoetst. Er is geen sprake van verslechtering van het leefgebied van soorten en ook geen verstoring van soorten door andere effecten in Natura 2000-gebied Voordelta.

2.2.1 Habitattypen permanente overstroomde zandbanken

Omdat er bij dit project sprake is van het gebruik van geïmporteerde platte oesters, is de Beleidsregel vergunningverlening schelpdierverplaatsingen van 6 juni 2012, nr. 267278, van toepassing.

Exoten en probleemsoorten

Bij het verplaatsen van schelpdieren uit natuurlijke herkomstgebieden is er een grote kans dat (onbedoeld) gelijktijdig ook andere organismen worden verplaatst. Dit kunnen mogelijk ook invasieve exoten of probleemsoorten voor Nederland zijn. De voor de voorgenomen activiteit te gebruiken platte oesters zijn afkomstig uit de Noorse Hafrsfjord, waar volgens de passende beoordeling acht soorten mariene invasieve exoten zijn gevestigd. De kans dat deze acht invasieve exoten met de platte oester geïmporteerd worden, zich vestigen, verspreiden en impact hebben wordt nihil geacht.

In de passende beoordeling is ook opgenomen dat de platte oesters preventief behandeld worden om eventuele exoten te verwijderen.

Om te borgen dat er met de oesters niet gelijktijdig exoten/probleemsoorten mee kunnen worden uitgezet, heb ik in de vergunning voorschriften 12 t/m 14 opgenomen.

In de voorgenomen activiteit zullen ook lege schelpen (kokkels, mosselen en oesters) worden toegepast als vestigingsondergrond voor de larven van platte oesters. Er wordt gebruik gemaakt van vestigingssubstraat, dit substraat kan afkomstig zijn uit bijvoorbeeld de schelpdierverwerking (meestal gekookt) of uit de schelpenwinning in de kustwateren. Bij het gebruik van vestigingssubstraat dat in de kustwateren wordt gewonnen bestaat ook de kans dat daartussen nog levende organismen kunnen voorkomen. Ook dit kunnen exoten of probleemsoorten zijn. Indien het substraat afkomstig is van een nabijgelegen winningslocatie in, vanuit marien en ecologisch oogpunt bezien, 'hetzelfde water' (Voordelta, Vlakte van de Raan) is de kans op het introduceren van nieuwe soorten minimaal. Toepassing van substraat uit andere gebieden (bijvoorbeeld de Waddenzee) kan echter risicovol zijn, tenzij deze zodanig zijn behandeld dat er zich tussen de schelpen geen levende organismen meer kunnen bevinden.

Om te voorkomen dat door het gebruik van vestigingssubstraat mogelijk exoten of probleemsoorten in het projectgebied kunnen worden gebracht heb ik in de vergunning voorschrift 17 opgenomen.

Ziekten en parasieten

De te gebruiken oesters zijn vooralsnog afkomstig uit de Noorse Hafrsfjord. Het zijn gezonde wilde oesters, die ook vrij zijn van bekende oesterparasieten, waarvan voor Nederland Bonamia de bekendste is. Bonamia heeft geleid tot het zo goed als uitsterven van de platte oester in de Zeeuwse Delta, met name de Oosterschelde.

Aangezien de platte oesterpilot wordt geplaatst op ongeveer 11,3 km ten noordwesten van het Natura 2000-gebied Voordelta, is het van belang om te weten dat Voordelta is aangewezen voor de habitattype permanent overstroomde zandbanken (H1110B). Daarvoor geldt de doelstelling behoud van oppervlakte en kwaliteit. Door het plaatsen van platte oesters worden mogelijkheden gecreëerd om voor te planten en te vestigen en zodoende te zorgen voor een toename van schelpdierbanken.

Om te waarborgen dat er geen negatieve effecten van activiteit op de genoemde habitattypen plaatsvinden, heb ik in de vergunning voorschriften 12 t/m 14 opgenomen.

Ik deel de conclusie van de passende beoordeling dat effecten door introductie van exoten/probleemsoorten, ziekten en parasieten kunnen worden uitgesloten. Er is geen sprake van verslechtering van natuurlijk habitat in Natura 2000-gebied, geen sprake van verslechtering van het leefgebied van soorten en ook geen verstoring van soorten.

2.3. Stikstofdepositie

Dit project maakt onderdeel uit van het natuurinclusief bouwen en is als zodanig vergund. Er vinden geen extra vaarbewegingen plaats, dus ook geen toename van stikstofdepositie op enig Natura 2000-gebied. Effecten door stikstofdepositie zijn hiermee uitgesloten.

2.4. Cumulatie

Bij vergunningverlening voor een project moet een beoordeling plaatsvinden van de cumulatieve gevolgen als het project, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kan hebben voor het desbetreffende Natura 2000-gebied. Een vergunning kan alleen verleend worden als het project afzonderlijk of in combinatie met andere projecten geen significante gevolgen heeft.

Ik heb hiervoor al geconcludeerd dat de uitvoering van de voorgenomen activiteit zelfstandig beschouwd, niet kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het betrokken Natura 2000-gebied of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.

Ik concludeer dat in de aangeleverde PB een volledige en juiste cumulatietoetsing is uitgevoerd.

2.5. Conclusie

Met de door u uitgevoerde PB als bedoeld in artikel 2.8, lid 1, van de Wnb, en de daarbij behorende documenten, is de zekerheid verkregen dat met het uitvoeren van de aangevraagde activiteit, rekening houdend met de relevante instandhoudingsdoelstellingen en met inachtneming van de in de vergunning opgenomen voorschriften, waaronder mitigerende maatregelen, geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebied Voordelta.

Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat de gevraagde vergunning, onder de opgenomen voorschriften en beperkingen, kan worden verleend.

3. VOORSCHRIFTEN

Ter bescherming van de in het Natura 2000-gebied naam aanwezige beschermde natuurwaarden, verbind ik aan deze vergunning de volgende voorschriften en beperkingen.

Algemeen

  1. Deze vergunning staat op naam van Blauwwind ll C.V. (hierna vergunninghouder) (of diens rechtsopvolger).

  2. Deze vergunning wordt uitsluitend gebruikt door (medewerkers van) de vergunninghouder of door (rechts)personen die aantoonbaar in opdracht van de vergunninghouder handelen. De vergunninghouder blijft daarbij verantwoordelijk voor de juiste naleving van deze vergunning.

  3. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen beschikken op de plaats waar de vergunde activiteit wordt uitgevoerd over een (digitaal) exemplaar van deze beschikking, inclusief alle daarbij behorende bijlagen.

  4. De in voorschrift 2 genoemde (rechts)personen zijn aantoonbaar op de hoogte van de inhoud en het doel van deze voorschriften en beperkingen.

  5. Het tijdstip waarop de vergunde activiteit daadwerkelijk wordt gestart, wordt minimaal 2 weken voor de aanvang ervan gemeld aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ter attentie van het Team Natuurvergunningen (hierna: het bevoegd gezag).

  6. De vergunde activiteit wordt uitgevoerd zoals aangegeven in de aanvraag en bijbehorende passende beoordeling en volgens de voorschriften en beperkingen die aan deze vergunning zijn verbonden. Bij eventuele strijdigheid van de aanvraag en de voorschriften en beperkingen van deze vergunning hebben de laatste voorrang.

  7. Als zich een incident voordoet, meldt de vergunninghouder dit met alle relevante gegevens onmiddellijk aan het bevoegd gezag. Een incident is in dit geval een onvoorziene gebeurtenis waardoor schade aan de natuurlijke kenmerken in het betrokken beschermde gebied is of kan worden toegebracht, bijvoorbeeld wanneer onbedoeld vrijgekomen schadelijke stoffen een habitattype of habitat- of vogelrichtlijnsoort bedreigen.

  8. Als zich een incident voordoet, is de vergunninghouder verplicht eventuele verontreinigingen zo mogelijk direct te verwijderen en de eventueel opgetreden schade voor zover mogelijk te herstellen, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.

  9. De vergunninghouder volgt de aanwijzingen op die het bevoegd gezag geeft.

  10. Zodra de werkzaamheden met betrekking tot de vergunde activiteit feitelijk zijn beëindigd, meldt de vergunninghouder dit uiterlijk binnen een week bij het bevoegd gezag.

  11. Alle correspondentie met betrekking tot deze vergunning kan per reguliere post of per e-mail (wetnatuurbescherming@minlnv.nl) worden gedaan.

Preventieve maatregelen met betrekking tot de verspreiding van exoten en parasieten

  1. De voor het pilotproject te gebruiken platte oesters zijn gezond en vrij van schadelijke parasieten. De oesters zijn afkomstig uit een gecertificeerde hatchery, dan wel van een natuurlijke, formeel Bonamia-vrij verklaarde, locatie waar geen oesters voorkomen die besmet zijn met schadelijke parasieten, zoals Bonamia.

  2. Ter voorkoming van de mogelijke verspreiding van exoten of probleemsoorten dienen de te gebruiken platte oesters, voordat ze worden uitgezet, te zijn behandeld conform het protocol zoals dat in de passende beoordeling is aangegeven.

  3. Indien uit de reguliere monitoring dan wel uit andere relevante bron blijkt dat in het gebied van herkomst van de platte oesters een exoot of probleemsoort voor Nederland is aangetroffen, wordt het uitzetten van de platte oesters direct gestaakt. Het uitzetten mag daarna alleen worden hervat met toestemming van het bevoegd gezag.

Nadere inhoudelijke voorschriften

  1. Het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten.

  2. Het project wordt uitgevoerd op de locatie die in de passende beoordeling is aangegeven in figuur 1.1, in het windpark Borssele waaronder de kavels III-IV op een diepte van ongeveer 26-33 meter.

  3. Het te gebruiken vestigingssubstraat is afkomstig van een locatie in, dan wel gelegen in de directe omgeving van, het Natura 2000-gebied Noorzeekustzone. Bij toepassing van vestigingssubstraat van andere herkomst dient het vestigingssubstraat zodanig te zijn behandeld dat het geen levend materiaal meer bevat.

  4. Gedurende de projectperiode worden maximaal 4000 stuks platte oesters uitgezet.

Toezicht

  1. De vergunninghouder voert een administratie met daarin alle documenten die betrekking hebben op deze vergunning en op de naleving van de voorschriften, in het bijzonder de voorschriften 12 tot en met 16.

  2. De vergunninghouder geeft alle medewerking aan de aangewezen toezichthouder(s) en opsporingsambtenaren.

  3. De vergunninghouder toont informatie en documenten op verzoek aan de bevoegde toezichthouder en opsporingsambtenaren.

Looptijd en geldigheid

  1. De vergunning is geldig tot en met het moment dat de vergunde activiteit wordt beëindigd (zie voorschrift 10), en uiterlijk tot en met 31 december 2029.

TER INFORMATIE

Op grond van afdeling 4.1.1. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan een verzoek tot wijziging van de vergunning worden ingediend.

Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, van de Wnb kan de verleende vergunning worden ingetrokken of gewijzigd.

Als de vergunninghouder handelt in strijd met de vergunning, kan op grond van artikel 7.2, lid 2, van de Wnb een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Conform artikel 5:32, lid 1, Awb kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
namens deze:



MT-lid Directoraat-Generaal Natuur, Visserij en Landelijk Gebied

BEZWAAR

Tegen dit besluit staat op grond van de Algemene wet bestuursrecht voor een belanghebbende de mogelijkheid open een bezwaarschrift in te dienen. Een bezwaarschrift moet binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit worden ingediend bij:

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Afdeling Juridische Zaken

Postbus 40219

8004 DE Zwolle

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en moet ten minste de volgende elementen bevatten:

  1. de naam en het adres van de indiener;

  2. de dagtekening;

  3. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is, en

  4. de gronden van bezwaar.

Het is raadzaam een kopie van dit besluit bij het bezwaarschrift te voegen.

PUBLICATIE BESLUIT

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit maakt dit besluit openbaar op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur. Het zal onder anonimisering van de persoonsgegevens geplaatst worden op https://puc.overheid.nl/natuurvergunningen.

 

Naar boven