Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5526/GA, 21 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5526/GA             

Betreft [Klager]            Datum 21 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)

1. De procedure

[Klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens frauderen bij een urinecontrole, ingaande op 8 augustus 2019 (AE 2019/788).

De alleensprekende beklagrechter heeft op 14 november 2019 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €17,50. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Voorafgaand aan de urinecontrole is aan klager gevraagd of hij contrabande bij zich had hetgeen hij ontkende. Klager ging vervolgens niet naar het voor de urinecontrole bestemde urinoir maar hij ging in een hoekje staan. De medewerker sommeerde klager om boven het urinoir te plassen. Omdat klager geheimzinnige deed is hem gevraagd of hij zijn broek naar beneden wilde trekken. De medewerker zag vervolgens de in toiletpapier gewikkelde contrabande in klagers onderbroek zitten, die hij bij zich had om te frauderen dan wel om de urinecontrole te beïnvloeden. Het is niet toegestaan om (heimelijk) goederen/contrabande te dragen tijdens een urinecontrole. Dit wordt dan ook altijd voorafgaand aan een urinecontrole gevraagd. Volgens de beklagrechter zou niet duidelijk zijn geworden wat deze contrabande qua stof/substantie zou inhouden. Dat zou er niet toe moeten doen. Het gaat erom dat aan klager vooraf duidelijk is gevraagd of hij contrabande bij zich had. Hij had dit bij zich terwijl dat niet mocht.

Standpunt van klager

Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat de disciplinaire straf aan klager is opgelegd voor het bij zich dragen van contrabande bij een urinecontrole. Evenwel heeft de directeur, ook in beroep, niet duidelijk gemaakt om wat voor voorwerp(en) het hierbij zou gaan. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is onderbouwd en het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is op 21 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven