Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/1198/GM A, 17 februari 2000, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/1198/GM
betreft: [klager]
datum: 17 februari 2000

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (PM) heeft kennis genomen van een op 15 november 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts, verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 28 oktober 1999 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 december 1999, gehouden in de p.i. "De IJssel" te Krimpen aan den IJssel, is klager gehoord. Nadien heeft zijn raadsman mr.. P.H.W. Spoelstra het beroep nog schriftelijk toegelicht.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. te Zoetermeer is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Wel heeft hij een schriftelijke reactie op het beroep gegeven.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 22 juli 1999, betreft de weigering van de arts om klager in verband met zijn rugklachten een stevige matras voor te schrijven.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende aangevoerd:
Hij heeft al lange tijd rugklachten, die alleen maar erger zijn geworden door het liggen op een dun stuk schuimrubber dat voor matras moet doorgaan. Om die reden had hij de inrichtingsarts gevraagd hem een stevige matras, metbinnenvering, voor te schrijven. De arts wilde dat niet doen, en weigerde bovendien dit op schrift te zetten. Hiertegen heeft hij op 22 juli 1999 zijn verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur gericht. Later heeft hij ditverzoek nog enkele keren herhaald. Pas nadat ook de raadsman zich tot de medisch adviseur had gewend, kwam van diens zijde een reactie.
Inmiddels was klager voor de tweede maal in het penitentiair ziekenhuis opgenomen geweest. Begin augustus 1999 kwam hij weer in de p.i. te Zoetermeer, afdeling gevangenis, terug. Hij heeft de arts toen weer gevraagd hem een stevigematras voor te schrijven. De arts vond het nu ook nodig en heeft hierover, op klagers verzoek, een schriftelijke verklaring laten opmaken. Klager is met deze door de verpleegkundige opgestelde verklaring naar de directeur gegaan,die echter de eis stelde dat de arts de verklaring (mede) zou ondertekenen. Dit gebeurdevervolgens. Toch heeft klager nog steeds niet het gewenste matras gekregen. Dit kwam enerzijds doordat de verklaring van de arts niet duidelijkgenoeg is (geadviseerd wordt een `stevige matras' te verstrekken in plaats van een matras met binnenvering) en anderzijds doordat van directiezijde de medische verklaring zeer beperkt werd uitgelegd: bedoeld zou zijn een nieuw inplaats van al gebruikt gangbaar schuimrubber matras, en niet een ander soort matras. Het gaat klager echter om dit laatste. Dit is in de inrichting niet aanwezig en zal van buiten moeten komen; klager wil dit zonodig zelf betalen.Tijdens de beklagprocedure die terzake van de afwijzende beslissing van de directeur is gevolgd heeft de arts voorts een andere verklaring afgelegd dan destijds tegenover klager, zodat het beklag uiteindelijk ongegrond is verklaard.Hiertegen is beroep ingesteld.
Intussen zijn de pijnklachten alleen maar erger geworden; naast pijn in de rug heeft klager in toenemende mate pijn in de bil, welke pijn zich naar zijn benen toe uitstrekt. Slapen gaat hierdoor slecht. Zijn werkzaamheden alsreiniger, waarbij hij gelukkig niet veel hoeft te zitten, kan hij lang niet altijd uitvoeren. De arts had hem arbeidsgeschikt verklaard voor aangepast werk, doch dit heeft de inrichting niet. Naar aanleiding van zijn verzoek omarbeidsongeschikt verklaard te worden heeft hij problemen gekregen met de medische dienst, die hij dientengevolge niet meer bezoekt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen:
Klager heeft sinds ruim een half jaar rugklachten en pijn in een been. Hoewel hij vindt dat hij niet kan werken, is hij in deze inrichting arbeidsgeschikt verklaard voor arbeid waarbij zijn rug niet te zwaar wordt belast en hij nietlangdurig in een zelfde houding behoeft te werken. Navraag bij zijn huisarts leerde dat hij vroeger wel eens spit heeft gehad. Hij is meerdere malen behandeld door de fysiotherapeut. Klager doet mee aan alle sport- enfitnessactiviteiten in de gevangenis. Blijkens onderzoeken in mei en augustus 1999 in het penitentiair ziekenhuis zou er mogelijk sprake zijn van een wortelprikkeling van een zenuw. Het nemen van foto's had volgens de neuroloog geenzin. Oefentherapie werd geadviseerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat de klacht gericht is tegen het niet voorschrijven door de inrichtingsarts van een stevige matras aan klager en niet ook tegen diens arbeidsgeschiktheidsverklaring. Zij heeft kennis genomen van dedoor de verpleegkundige opgestelde en door de - met name genoemde - inrichtingsarts ondertekende mutatie d.d. 1908-99 op de medische kaart van klager. Deze luidt: `Vriendelijk verzoek betrokkene een stevig matras te verstrekkeni.v.m. rugklachten. Een dubbel matras is niet de bedoeling.' De beroepscommissie concludeert dat daarmee is voldaan aan klagers desbetreffende verzoek waarop de klacht ziet. Het feit dat in die verklaring niet met zoveel woorden isaangegeven dat een matras met binnenvering is bedoeld, zoals klager had gevraagd, is niet te duiden als enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die de inrichtingsarts ten opzichte van klager behoort te betrachten, zoalsbedoeld in artikel 28 PM. Het beroep moet naar haar oordeel derhalve ongegrond worden verklaard. De omstandigheid dat de directeur een andere uitleg aan de medische verklaring heeft gegeven dan wellicht - in elk geval door klager -is bedoeld, laat dat oordeel onverlet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.. J.P. Balkema, voorzitter, prof. dr. F.H.L. Beyaert en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr.. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 17februari 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven