Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6593/GV, 1 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6593/GV             

Betreft [klager]            Datum 1 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers vader is met het coronavirus besmet en ligt als gevolg daarvan op dit moment op sterven. Klager verzoekt om strafonderbreking, zodat hij in het ziekenhuis afscheid kan nemen van zijn vader, een en ander kan regelen rondom de uitvaart en de uitvaart kan bijwonen. Het verlenen van strafonderbreking voor maximaal drie maanden is noodzakelijk. Vanwege de genomen maatregelen in verband met het coronavirus, is een regulier verlof vooralsnog niet mogelijk. Het is voor klager van groot belang dat hij zijn vader nog eenmaal kan zien en zijn familie kan ondersteunen in deze voor hen tragische periode. In verband met de hoge leeftijd van klagers vader en zijn kritieke gezondheidstoestand, zijn digitale contactmogelijkheden geen passende oplossing. Artikel 36 in samenhang met artikel 23 en 24 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) voorzien expliciet in de mogelijkheid strafonderbreking te verlenen om een in levensgevaar verkerende ouder van de gedetineerde te bezoeken en een uitvaart bij te wonen. Verweerder heeft deze mogelijkheid miskent.

In de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek wordt gewezen op het gevaar dat medegedetineerden en personeel in de inrichting met het coronavirus worden besmet, indien klager na de te verlenen strafonderbreking in de inrichting zou terugkeren. Dit gevaar kan worden afgewend als klager gedurende de incubatieperiode van veertien dagen in thuisquarantaine verblijft, voordat hij in de inrichting terugkeert. Mocht klager symptomen van het virus vertonen, dan kan hij hiervoor buiten de inrichting worden behandeld.

 

Standpunt van verweerder

Verweerder heeft de gronden waarop de bestreden beslissing berust in beroep niet toegelicht.

 

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) acht het verlenen van strafonderbreking niet geïndiceerd, omdat de noodzakelijkheid van klagers aanwezigheid bij de zorg van zijn vader niet aanwezig is. Zijn vader is sinds 19 maart 2020 in het ziekenhuis opgenomen in verband met een ernstige longaandoening. Op dit moment bestaat een gerede kans op een spoedig overlijden. Een zogenoemd omgekeerd bezoek is in dit geval wel geïndiceerd. Bij een bezoek aan zijn vader dient rekening te worden gehouden met de speciale voorschriften die op dit moment in het ziekenhuis gelden.

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de medisch adviseur het verlenen van strafonderbreking niet geïndiceerd acht. Er bestaat geen reden om van dit advies af te wijken.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden. Er wordt geadviseerd om aan het verlenen van het verlof een locatiegebod en een verbod op middelengebruik te verbinden.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 22 september 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek, wegens het opzettelijk uitgeven van vals of vervalst geld. Daarnaast dient hij een gevangenisstraf van zestig dagen te ondergaan, in verband met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder dient hij op grond van de wet Terwee een vervangende hechtenis van één dag te ondergaan, evenals een vervangende hechtenis van in totaal 82 dagen, vanwege het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 16 oktober 2020.

In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Het bepaalde in artikel 34 van de Regeling impliceert volgens de toelichting op dit artikel (Stcrt. 1998, 247, p. 22) dat het verlenen van strafonderbreking alleen mogelijk is wanneer de benodigde tijd, voor het bijwonen van de gebeurtenis in kwestie, te lang is voor incidenteel verlof dan wel het doel niet door middel van incidenteel verlof kan worden gerealiseerd. De strafonderbreking heeft dan ook een complementair karakter ten opzichte van (onder meer) het incidenteel verlof.

Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder andere worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder van de gedetineerde. Het verlenen van strafonderbreking en incidenteel verlof is mogelijk voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder en in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde (artikel 36, in samenhang met artikel 23 respectievelijk 24 van de Regeling). Overigens zijn de in de Regeling opgesomde gronden voor het verlenen van incidenteel verlof of strafonderbreking niet limitatief bedoeld.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, zodat hij afscheid kan nemen van zijn vader die op sterven ligt, een en ander kan regelen rondom de uitvaart en/of de uitvaart kan bijwonen. Hij stelt voor na het bezoek en/of de uitvaart in thuisquarantaine te verblijven, alvorens in de inrichting terug te keren.

Het door verweerder ingenomen standpunt dat het verlofdoel niet aansluit bij artikel 36 van de Regeling, kan een afwijzing van klagers verzoek niet rechtvaardigen, reeds nu de Regeling expliciet voorziet in het verlenen van incidenteel verlof en strafonderbreking voor het door klager genoemde verlofdoel.

In het kader van klagers verlofaanvraag is de medisch adviseur van de afdeling IMA om advies gevraagd. De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking niet geïndiceerd, omdat de noodzaak van klagers aanwezigheid bij de zorg van zijn vader ontbreekt. Op dit moment bestaat evenwel een gerede kans op een spoedig overlijden. In het licht daarvan wordt een zogenoemd omgekeerd bezoek wel geïndiceerd geacht.

Het feit dat klagers vader in levensgevaar verkeert, staat in deze zaak niet ter discussie. Om die reden bestaat er in dit geval een noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof of strafonderbreking, zoals bedoeld in de Regeling. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft verweerder, mede gelet op het hiervoor genoemde advies van de medisch adviseur, onvoldoende gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof, zoals bepaald in artikel 34 van de Regeling.

De bestreden beslissing kampt dan ook met een motiveringsgebrek. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij zal verweerder opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van het hiervoor overwogene binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan. Verweerder wordt opgedragen de (huidige) mogelijkheid van het verlenen van incidenteel verlof bij de beoordeling te betrekken.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt verweerder op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van één week na ontvangst daarvan.

 

Deze uitspraak is op 1 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven