Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5950/GV, 24 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5950/GV             

Betreft [klaagster]       Datum 24 april 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 30 januari 2020 klaagsters verzoek tot incidenteel verlof afgewezen.

Klaagsters raadsvrouw, mr. M.F.M. Ortner, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster verzoekt om incidenteel verlof, zodat zij haar zoon in een logeerhuis kan bezoeken. Er bestaat een noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof in het logeerhuis. In verband met de beperkingen en stoornissen van haar zeventienjarige zoon kunnen zij niet van het reguliere bezoekmoment gebruikmaken. Namens verweerder wordt gewezen op een uitbreiding van de moeder-met-kind-bezoeken en het aanbieden van meer activiteiten. Voor klaagster en haar zoon is dit echter geen passende oplossing. De ruimte waar deze bezoeken plaatsvinden, bezorgen haar zoon te veel prikkels, waardoor zij moeilijk contact met hem kan maken. Om die reden is ook de duur van het bezoek van twee uur te kort. Verder zijn frequentere bezoekmomenten niet mogelijk, gelet op de beperkte praktische mogelijkheden ten aanzien van het vervoer naar de inrichting.

Aangezien klaagsters zoon functioneert op het niveau van een negenjarige jongen, staat de leeftijdsgrens van zestien jaar niet in de weg aan een verblijf in het logeerhuis. Anders dan bij het moeder-met-kind-bezoek, zal het in de rustige setting van het logeerhuis wel mogelijk zijn om contact met haar zoon te maken. Op deze manier wordt klaagster in de gelegenheid gesteld haar recht op family life te verwezenlijken, waaronder ook het recht van een ouder en kind op elkaars gezelschap valt. In dit verband heeft de Kinderombudsvrouw het belang benadrukt van het tijdens de detentieperiode onderhouden van een zo normaal mogelijke ouder-kindrelatie. Dat voorkomt vervreemding, vergroot het welzijn van kinderen en komt ook de resocialisatie van de ouder na vrijlating ten goede (De Kinderombudsman, Zie je mij wel? Kinderen met een ouder in detentie, november 2017). Klaagster verzoekt om een mondelinge behandeling van het beroep.

 

Standpunt van verweerder

Uit de inlichtingen van de directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum volgt dat de mogelijkheden worden onderzocht om bezoek tussen klaagster en haar zoon te faciliteren. In de inrichting is het mogelijk de moeder-en-kind-momenten uit te breiden en te verplaatsen naar een rustige setting. Ook kunnen er voor klaagsters zoon passende faciliteiten worden geregeld. Navraag bij haar casemanager wijst uit dat hiertoe nog geen stappen zijn ondernomen, omdat klaagster de uitkomst van onderhavig beroep wenst af te wachten. Nu de mogelijkheden voor een aangepast bezoekmoment nog niet voldoende zijn onderzocht, ontbreekt vooralsnog de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof.

 

Uitgebrachte adviezen

De vrijhedencommissie van de locatie Ter Peel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klaagsters verzoek, vanwege de aanwezigheid van risico’s. Deze risico’s houden verband met het langdurige strafrestant, de geringere beveiliging in het logeerhuis en de leeftijd van klaagsters zoon. Binnen de gevangenissetting waar zij nu verblijft, moeten alternatieve bezoekmogelijkheden worden overwogen. De frequentie van de moeder-met-kind-bezoeken kan bijvoorbeeld worden verhoogd en/of de duur van een dergelijk bezoek kan worden verlengd.

Het multidisciplinair overleg heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Klaagster is in staat om op een verantwoordelijke manier om te gaan met een verblijf op het terrein van de Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) van de locatie Ter Peel.

Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen het gebruikmaken van de faciliteiten van het logeerhuis.

 

3. De beoordeling

Door en namens klaagster is verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klaagster is sinds 7 april 2013 gedetineerd. Zij ondergaat een gevangenisstraf van 18 jaar met aftrek, wegens gekwalificeerde doodslag en (gekwalificeerde) diefstal. Daarnaast dient zij een hechtenis op grond van de wet Terwee van 47 dagen te ondergaan. De einddatum van klaagsters detentie is op dit moment bepaald op 21 mei 2025.

Het logeerhuis (of: logeerunit), dat zich feitelijk bevindt op het terrein van de BBI van de locatie Ter Peel, is niet aangewezen als inrichting voor bijzondere opvang voor moeders met kinderen, zoals bedoeld in artikel 17 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, in samenhang met artikel 12 van de Penitentiaire beginselenwet.

Artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) bepaalt dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De in de Regeling genoemde gronden voor het verlenen van incidenteel verlof zijn niet limitatief bedoeld.

Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een bezoek aan een kind dat niet tot reizen in staat is, indien deze wegens (medische of) psychische belemmeringen niet in staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Het tweede lid van dit artikel biedt de mogelijkheid om incidenteel verlof te verlenen voor een bezoek aan een kind jonger dan twaalf jaar, indien redenen van sociaal-psychologische aard zich tegen een bezoek van het kind aan de inrichting verzetten, en de gedetineerde het recht op omgang met het kind niet is ontzegd. Uit de toelichting op artikel 25 van de Regeling kan – voor zover relevant – worden opgemaakt dat deze verlofmogelijkheid moet worden bezien in het belang van het onderhouden van de ouder-kindrelatie. Om te voorkomen dat de gedetineerde al te veel van de betrokken persoon, met wie hij contact zou moeten onderhouden, zou vervreemden, is het mogelijk dat in een dergelijk geval incidenteel verlof wordt verleend voor een ontmoeting buiten de inrichting.

Klaagster verzoekt om incidenteel verlof, zodat zij haar zoon in het logeerhuis van de locatie Ter Peel kan bezoeken. Daartoe stelt zij dat de bezoekmomenten in de inrichting, in verband met de bij haar zoon gediagnostiseerde stoornissen en daarmee samenhangende beperkingen, niet passend zijn.

De beroepscommissie onderschrijft het belang van het onderhouden van de ouder-kindrelatie tijdens de detentieperiode van een ouder. Uit de stukken blijkt dat hiertoe in de locatie Ter Peel verschillende mogelijkheden worden geboden. Naast de reguliere bezoekmomenten, bestaan er zogeheten individuele moeder-met-kind-momenten, waarbij de ouder en het kind tot en met zestien jaar elkaar één keer per maand, gedurende twee uur en in het bijzijn van een vrijwilliger, kunnen ontmoeten. Daarnaast bevindt zich op het terrein van de BBI van de locatie Ter Peel een logeerhuis, dat de gedetineerde ouder in de gelegenheid stelt zijn of haar kind tot en met zestien jaar te zien voor een langere duur en onder beperkte beveiliging.

Ondanks dat klaagsters zoon inmiddels zeventien jaar is, heeft de inrichtingsdirecteur haar toestemming gegeven om aan de moeder-met-kind-momenten te blijven deelnemen. Vanuit de inrichting is te kennen gegeven dat op dit moment wordt bezien of deze bijzondere bezoekregeling nog meer kan worden toegesneden op de situatie en de omstandigheden van klaagster en haar zoon, in die zin dat de frequentie en/of de duur van de bezoeken worden uitgebreid. Ook zijn er mogelijkheden om de individuele bezoeken in een rustigere setting te laten plaatsvinden en kunnen voor haar zoon passende faciliteiten worden geregeld. De vrijhedencommissie heeft in verband met de alternatieve bezoekmogelijkheden binnen het gevangenisregime waar klaagster verblijft, negatief geadviseerd ten aanzien van haar verzoek om incidenteel verlof.

Naar het oordeel van de beroepscommissie ontbreekt de noodzaak voor het verlenen van incidenteel verlof, gelet op de binnen de inrichting bestaande bezoekmogelijkheden. Alternatieve wijzen om het recht op family life te effectueren, kunnen worden beproefd. Dat rechtvaardigt een afwijzing van klaagsters verzoek om haar zoon door middel van incidenteel verlof buiten de (normaal beveiligde) inrichting in het logeerhuis te bezoeken. De bestreden beslissing kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 24 april 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven