nummer: R-19/4957/GA
betreft: [klager] datum: 6 maart 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 14 oktober 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen te Alphen aan den Rijn, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van bovengenoemde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 20 augustus 2019 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof (AR-2019-549).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De adviezen van de politie en het Openbaar Ministerie (OM) zijn onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd. Het politieadvies bevat onvoldoende concrete informatie over het verlofadres. Gelet op het feit dat klager tijdens zijn verblijf in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) meerdere malen verlof heeft genoten zonder dat zich problemen hebben voorgedaan, houdt ook het advies van het OM geen stand.
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Naast het politieadvies is bij de afwijzing van klagers verlofaanvraag in het bijzonder veel gewicht toegekend aan het advies van het OM. In dat verband is van belang dat klager tijdens een verlof zijn enkelband heeft doorgeknipt en zich voor langere tijd heeft onttrokken aan de detentie. Dit heeft zich voorgedaan tijdens zijn plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw in maart 2019. Op 19 juni 2019 is hij in het gesloten regime van de p.i. Alphen geplaatst.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. In het kader van klagers eventuele plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw heeft het OM in december 2018 negatief geadviseerd. In dit advies is opgemerkt dat sprake is van een aanzienlijk recidiverisico, in verband met klagers uitgebreide justitiële documentatie. Het belang van de samenleving om van nieuwe strafbare feiten gevrijwaard te blijven, weegt zwaarder dan de door klager aangevoerde reden voor verlofverlening.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en niet in orde bevonden. De door klager opgegeven personen wonen niet op het verlofadres.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager een vervangende hechtenis van in totaal 107 dagen onderging in verband met het niet (naar behoren) uitvoeren van een taakstraf. Op 15 november 2019 is hij in vrijheid gesteld.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Vooropgesteld dient te worden dat bij verzoeken tot algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde om zich tijdig en goed te kunnen voorbereiden op zijn terugkeer in de maatschappij en anderzijds het algemeen belang van – onder meer – de orde, rust en veiligheid in de samenleving en een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen, vanwege een ernstig vermoeden dat hij zal proberen zich aan de detentie te onttrekken en vanwege gebleken onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken.
De beroepscommissie begrijpt het namens klager in beroep ingenomen standpunt in die zin dat de directeur onvoldoende blijk heeft gegeven van de hiervoor bedoelde belangenafweging. In de schriftelijke afwijzing van klagers verlofaanvraag is slechts volstaan met een uiteenzetting van de negatieve adviezen van de politie en het OM ten aanzien van het verlofadres respectievelijk de verlofaanvraag. Uit deze adviezen volgt niet, althans onvoldoende, dat van een onttrekkingsgevaar en van onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken sprake is. Daarnaast had de directeur het advies van het OM zonder nadere motivering niet aan de afwijzing van klagers verlofaanvraag ten grondslag kunnen leggen. Het OM verwijst naar zijn negatieve advies uit december 2018 in het kader van klagers eventuele plaatsing op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw, waaruit een recidiverisico zou volgen. Uit de inlichtingen van de directeur volgt echter dat nadien (alsnog) tot een dergelijke plaatsing is besloten. Evenmin is toegelicht dat het gestelde recidiverisico ten tijde van de bestreden beslissing nog immer aanwezig was.
Gelet op het voorgaande kleeft aan de bestreden beslissing een motiveringsgebrek. Daarom zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, het beklag alsnog gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, J.G.A. van den Brand en F. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Bikker, secretaris, op 6 maart 2020.
secretaris voorzitter