Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3505/SGB, 7 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:07-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3505/SGB                            

Betreft verzoeker        Datum 7 mei 2020

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 9 april 2020 beslist tot verlenging van verzoekers verblijf in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van de Penitentiaire Inrichting Vught.

Verzoeker heeft daartegen op 15 april 2020 beroep ingesteld.

Verzoekers raadsman, mr. L.J.B.G. van Kleef, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van verweerder van 9 april 2020.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van verweerder op het schorsingsverzoek en van het beroepschrift (kenmerk R-20/6679/GB).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van verweerder slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht.

De voorzitter overweegt dat de beroepscommissie op 23 april 2020 uitspraak heeft gedaan op het beroep gericht tegen de beslissing van verweerder van 18 november 2019 tot verlenging van verzoekers verblijf in de EBI, RSJ 23 april 2020, R-19/5338/GB. De beroepscommissie heeft verzoekers beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen binnen drie weken na de ontvangst van de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Het schorsingsverzoek heeft betrekking op een - mede door de hoeveelheid informatie - complexe zaak. Binnen de schorsingsprocedure is (te) weinig ruimte om een dergelijke zaak goed te doorgronden. Het is de voorzitter verder bekend dat de beroepscommissie er naar streeft op korte termijn een beslissing te geven op het nieuwe beroepschrift. Gelet op die omstandigheden ziet de voorzitter thans onvoldoende aanleiding om tot een toewijzing van het verzoek te komen. Het verzoek zal afgewezen worden.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 7 mei 2020 gegeven door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven