Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3695/GA, 21 april 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3695/GA

betreft: [Klager]            datum: 21 april 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.N.A. Brouns, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 29 april 2019 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft een disciplinaire straf, ingaande op 14 september 2018, in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van vijf dagen, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole (G-2018-000757).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. In de Huisregels van de penitentiaire inrichting staat dat de gedetineerde onmiddellijk kenbaar moet maken of hij een herhalingsonderzoek wil laten uitvoeren nadat de uitslag van de urinecontrole kenbaar is gemaakt. Dat is ook aan klager voorgehouden. Dit is in strijd met artikel 6, derde lid, van de Regeling Urinecontrole penitentiaire inrichtingen (de Regeling). Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur sluit zich aan bij hetgeen hij bij de beklagcommissie heeft aangevoerd en heeft geen nadere aanvullingen.

 

3.         De beoordeling

Artikel 5, tweede lid, van de Regeling schrijft voor dat de gedetineerde bij het bekendmaken van de uitslag van de urinecontrole wordt gewezen op het recht op een herhalingsonderzoek. Dit recht op een herhalingsonderzoek volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Regeling. Uit artikel 6, derde lid, van de Regeling volgt dat klager binnen 24 uur na kennisneming van de uitslag van de eerste analyse een verzoek om een herhalingsonderzoek bij de directeur moet indienen.

Uit het dossier leidt de beroepscommissie af dat de directeur bij het opleggen (en de  tenuitvoerlegging) van de disciplinaire straf niet de voorgeschreven termijn van 24 uur in acht heeft genomen. Dit is in strijd met artikel 6, derde lid, van de Regeling. Uit artikel 8, derde lid, aanhef en onder a, van de Regeling volgt dat de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf wordt opgeschort in afwachting van de uitslag van het herhalingsonderzoek (vgl. RSJ 1 april 2016, 15/3664/GA en RSJ 22 december 2017, 17/1697/GA). De enkele omstandigheid dat klager niet heeft willen zeggen of hij gebruikt heeft, doet hieraan geen afbreuk. Klager heeft immers wel aangegeven dat hij 24 uur bedenktijd wil.

Gelet op bovenstaande zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 21 april 2020.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven