Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3386/GA, 30 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer:         R-19/3386/GA

 

Betreft: [klager]            datum: 30 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [gemachtigde], namens [klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 4 april 2019 van de beklagcommissie bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van het DC Rotterdam in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn gemachtigde om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld

Het beklag betreft de omstandigheid dat het personeel van de Dienst Vervoer & Ondersteuning (DV&O) aanwezig was bij klagers doktersgesprek (DC-2018-000305).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het beroep richt zich slechts tegen de ongegrondverklaring van het beklag dat hierboven staat vermeld. Het uitgangspunt dat DV&O-medewerkers aanwezig mogen zijn bij het contact tussen een arts en de gedetineerde, tenzij dat uitdrukkelijk niet mag, is niet in overeenstemming met eerdere jurisprudentie (RSJ 26 augustus 2013, 13/1368/GA). Daaruit volgt juist dat er geen toezichthoudend personeel aanwezig mag zijn, tenzij dat uit veiligheidsoverwegingen strikt noodzakelijk is. Daarbij baseert de beroepscommissie zich op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 2 van de Pbw. Het contact tussen een arts en een patiënt is vertrouwelijk op grond van artikel 457 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De directeur heeft geen beroep gedaan op veiligheidsoverwegingen die de aanwezigheid van het DV&O-personeel zouden kunnen rechtvaardigen.

De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De DV&O heeft gehandeld conform artikel 19 van de Regeling vervoer van justitiabelen (hierna: de Regeling).

 

3.         De beoordeling

Op grond van artikel 42, vierde lid, onder c van de Pbw draagt de directeur zorg voor de overbrenging van de gedetineerde naar het ziekenhuis, indien de behandeling van de gedetineerde door een arts aldaar plaatsvindt. De directeur is verantwoordelijk voor de wijze van uitvoering van dit vervoer, ook al wordt het vervoer (in opdracht van de directeur) uitgevoerd door DV&O.

Vaststaat dat een of meerdere personeelsleden van DV&O aanwezig waren in de ruimte waar klager medisch contact had met een arts.

De beroepscommissie stelt voorop dat het contact tussen een arts en een patiënt vertrouwelijk is. Op de inhoud van een dergelijk contact is de geheimhoudingsplicht van de arts van toepassing, wat betekent dat de door de patiënt verstrekte informatie niet zonder diens toestemming aan derden mag worden verstrekt (artikel 457 van boek 7 van het BW). Gelet hierop – en ook gelet op artikel 8 van het EVRM en artikel 2, derde lid, van de Pbw – moet het uitgangspunt zijn dat er, bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts (in het ziekenhuis), geen toezichthoudend personeel aanwezig is in de behandel- of spreekkamer. Daarvan kan slechts worden afgeweken als de aanwezigheid van personeel in de behandel- of spreekkamer uit veiligheidsoverwegingen (strikt) noodzakelijk is.

De directeur dient een zelfstandige belangenafweging te maken tussen enerzijds het individuele belang van de gedetineerde bij raadpleging van/behandeling door een arts zonder dat daarbij toezichthoudend personeel aanwezig is, en anderzijds het algemene belang van handhaving van de orde en veiligheid en de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming (vgl. RSJ 26 augustus 2013, 13/1368/GA).

Artikel 19 van de Regeling bepaalt dat de transportgeleider bij een bezoek van een gedetineerde aan een arts standaard aanwezig is in de behandel- of spreekkamer, tenzij de behandelaar uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de gedetineerde buiten de tegenwoordigheid van de transportgeleider wenst te onderzoeken of te behandelen. Gelet op het hiervoor genoemde uitgangspunt, is deze bepaling echter in strijd met hogere wet- en regelgeving.

Een kenbare en toetsbare belangenafweging door de directeur heeft niet plaatsgevonden. Daar komt bij dat niet is gebleken dat klager bekend stond als vluchtgevaarlijk of dat hij in de inrichting gevaarlijk of agressief gedrag vertoonde. Evenmin is gesteld of gebleken dat aan de behandelend arts is gevraagd of die het nodig achtte dat er personeel aanwezig was in de behandel- of spreekkamer. Gelet op deze omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat de aanwezigheid van DV&O-personeel in de behandel- of spreekkamer uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk was.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen voor zover daartegen beroep is ingesteld en het beklag alsnog gegrond verklaren. Nu klager ongemak heeft ondervonden doordat zijn privacy is geschonden en dit ongemak niet meer ongedaan is te maken, ziet de beroepscommissie aanleiding hem een tegemoetkoming toe te kennen van € 25,=.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt voor zover in beroep aan de orde de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Vries, secretaris, op 30 maart 2020.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven