Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3333/SGA, 2 april 2020, schorsing
Uitspraakdatum:02-04-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          S-20/3333/SGA                      

           

Betreft [verzoeker]      Datum 2 april 2020

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van […] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft beslist verzoeker intern over te plaatsen van unit 6 met Extra Zorgvoorziening (EZV-afdeling) naar unit 7, een reguliere afdeling.

Verzoekers raadsman, mr. G.G.J.A. Knoops, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur en de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat de benodigde zorg zoals hem wordt geboden op de EZV-afdeling, hem niet kan worden geboden op de reguliere afdeling. Verzoeker is op 16 januari 2020 overgebracht naar Nederland na een verblijf van meer dan vijf jaar in een Thaise gevangenis. Zijn verblijf in deze Thaise gevangenis heeft een veelheid aan medische klachten veroorzaakt, zowel lichamelijk als geestelijk. Voorts stelt verzoeker dat een forensisch psychiater onderzoek zal doen naar de vraag of hij lijdt aan PTSS en/of andere psychiatrische aandoeningen. Volgens verzoeker blijkt uit het voorgaande dat hij de komende tijd bijzondere zorg nodig heeft. De interne overplaatsing is prematuur en kan mogelijk onherstelbare schade toebrengen aan het verloop van zijn verdere herstel van de jarenlange detentie in Thailand.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker bij binnenkomst in de inrichting is geplaatst op de EZV-afdeling. De directeur heeft dit besloten op advies van de afdeling Zorg, met het oog op verzoekers verblijf in buitenlandse detentie en om te kijken hoe zijn medische toestand was. De directeur geeft aan dat verzoeker in januari 2020 is bezocht door de psycholoog in het kader van zijn psychische klachten. Toen is met verzoeker afgesproken dat wanneer hij de psycholoog wilde spreken, hij een verzoekbriefje zou indienen. De directeur geeft aan dat de psycholoog tot op heden geen verzoekbriefje heeft ontvangen van verzoeker. Voorts geeft de directeur aan dat de gedetineerden die op de EZV-afdeling verblijven, worden besproken in het psycho-medisch overleg (PMO). Op 26 maart 2020 is verzoeker besproken in het PMO, waarbij de inrichtingsarts en de psycholoog aanwezig waren. Toen is besloten dat er geen EZV-indicatie (meer) is voor verzoeker. Daarnaast geeft de directeur aan dat dezelfde medische zorg die verzoeker wordt geboden op de EZV-afdeling, hem ook kan worden geboden op de reguliere afdeling.

De voorzitter overweegt dat onderhavige interne overplaatsing geen beslissing is die op grond van artikel 58 van de Pbw op schrift dient te worden gesteld. Nu geen sprake meer is van een EZV-indicatie voor verzoeker en hem de benodigde zorg kan worden geboden op de reguliere afdeling, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzitter niet worden gesteld dat de bestreden beslissing van de directeur zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om tot schorsing hiervan over te gaan. Het verzoek zal worden afgewezen.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

 

Deze uitspraak is op 2 april 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven