Nummer: R-19/4944/GB
Betreft: [klager] datum: 26 maart 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.W.G. Verschuren namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 7 oktober 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 23 december 2016 gedetineerd. Hij verbleef laatstelijk in de p.i. Lelystad. Bij besluit van 1 juli 2019 is klager geselecteerd voor de BPG-afdeling van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt en waar hij tot op heden verblijft.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is ten onrechte op de BPG-afdeling geplaatst. Wat er over hem gezegd is door medegedetineerden, klopt niet. Klager heeft geen idee waarom medegedetineerden in negatieve zin over hem verklaren. Klager ervaart het verblijf op de BPG als onprettig, omdat hij minder vrijheden heeft dan op een reguliere afdeling. Belangrijk is dat goed gekeken wordt naar de reden van overplaatsing naar de BPG. Er deden verhalen over klager de ronde dat hij medegedetineerden zou afpersen. Klager meent dat hij ten onrechte is overgeplaatst, omdat dat wat is opgeschreven over hem - waar het gaat om wat anderen over hem gezegd hebben -, niet door hem geverifieerd kan worden. Het is zijn verhaal tegenover dat van andere gedetineerden. Klager heeft tijdens eerdere detenties altijd goed gefunctioneerd binnen de groep. Nu heeft klager ervaren dat medegedetineerden de pik op hem hebben. Het voelt onrechtvaardig dat hij als boeman wordt weggezet. Het gaat goed met klager. Hij vertoont goed gedrag. Het is maar de vraag of een plaatsing op de BPG noodzakelijk is. Zeker omdat er binnen een reguliere p.i. voldoende mogelijkheden zijn om in te grijpen, zoals het opleggen van een disciplinaire straf of het gedrag van klager als ‘rood’ aanmerken.
Met betrekking tot het fysieke geweld tegen een medegedetineerde waarover in de stukken wordt gesproken heeft klager een disciplinaire straf gekregen. Voor het overige is er onvoldoende bewijs met betrekking tot afpersen voorhanden. De overplaatsing naar de BPG is onvoldoende gemotiveerd en berust op onjuiste informatie. De motivering van het besluit van 7 oktober 2019 is onvoldoende specifiek.
3.2. Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De overplaatsing naar de BPG is niet alleen gestoeld op verklaringen van medegedetineerden over klagers gedrag, maar ook op het gegeven dat er contrabande bij klager is aangetroffen. Daarnaast is duidelijk sprake geweest van het toepassen van fysiek geweld. Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar geluiden op de toenmalige afdeling van klager. Medegedetineerden durfden in eerste instantie niet over klager te verklaren, maar er zijn nu betrouwbare en belastende verklaringen beschikbaar. Een medegedetineerde met wie klager goed contact had, heeft een andere gedetineerde aangevallen. Gedacht wordt dat klager de sturende factor in de confrontatie is geweest.
4. De beoordeling
4.1. In een BPG-afdeling geldt een individueel regime. Op grond van artikel 11 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een individueel regime gedetineerden worden geplaatst die niet in staat of ongeschikt zijn om in een regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven, omdat zij een ernstig beheersrisico vormen. Dit beheersrisico kan het gevolg zijn van:
- hun persoonlijkheid;
- hun gedrag;
- andere persoonlijke omstandigheden;
- de aard van het door hen gepleegde delict; of
- de aard van het delict waarvan zij worden verdacht dit te hebben gepleegd.
4.2. Klager is op de BPG-afdeling geplaatst omdat hij – kort gezegd – geweld heeft gebruikt richting een medegedetineerde, hij medegedetineerden onder druk heeft gezet om zaken geregeld te krijgen en daarbij ook geweld is gebruikt. Daarnaast is bij klager contrabande aangetroffen.
Meerdere medegedetineerden hebben verklaard dat klager hen onder druk zette en dat hij fysiek geweld niet uit de weg gaat. Na klagers terugplaatsing na een disciplinaire straf op 24 juni 2019, is op 25 juni 2019 een van de gedetineerden die over klager gesproken heeft, aangevallen door een andere medegedetineerde, met wie klager goed overweg kan. Daarbij werd door omstanders geroepen dat die medegedetineerde een verrader zou zijn. Bij een zoeking werden twee telefoons, zeven data/simkaartjes, drugs, een Rolex en pillen aangetroffen. De onderlinge verhoudingen tussen klager en de medegedetineerden zijn ernstig verstoord en gevreesd werd voor verdere escalatie.
4.3. Gelet op het voorgaande kon tot de conclusie worden gekomen dat klager een ernstig beheersrisico vormde, dat zijn gedrag in een regulier regime niet langer kon worden bijgestuurd en dat plaatsing van klager op de BPG-afdeling noodzakelijk was. De bestreden beslissing van de Minister kan niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M. Iedema, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 26 maart 2020.
secretaris voorzitter