Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2915/GV, 12 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2915/GV

betreft: [klager] datum: 12 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 november 2003 (lees: 16 december 2003) genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Klager gedraagt zich binnen de inrichting naar behoren. Hij verzoekt om strafonderbreking teneinde zijn gezin bij te staan gelet op de psychische situatie van zijn echtgenote.
Haar behandelend psychiater voorziet psychische decompensatie met eventuele opname.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft al tweemaal eerder strafonderbreking gehad om zaken met zijn partner te regelen. Gelet hierop als ook op het gegeven dat hij mogelijk op korte termijn voor een beperkt beveiligde inrichting geselecteerd kan worden,bestaat er geen aanleiding aan zijn verzoek te voldoen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Haaglanden, locatie Scheveningen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag aangezien het om een zeer belangrijke gebeurtenis in de persoonlijke sfeer gaat.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Breda heeft op 4 februari 2003 aangegeven destijds geen bezwaar te hebben tegen verlening van strafonderbreking. Van recentere adviezen is niet gebleken.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek, wegens overtreding van de opiumwet. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van drie maanden te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 19 december 2005.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat nietkan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende partner.

De beroepscommissie stelt vast dat klager strafonderbreking beoogt in verband met de psychische gesteldheid van zijn echtgenote. De beroepscommissie overweegt dat klager zijn stelling onder meer heeft onderbouwd met een verklaringvan de psychiater van zijn echtgenote. Deze medicus heeft aangegeven dat klagers echtgenote, nadat het enige tijd redelijk was gegaan, thans weer flinke psychische problemen heeft. Het had op de weg van de Minister gelegen demedisch adviseur bij het ministerie van justitie in te schakelen om zich een oordeel over de ernst van de situatie te vormen. Door dit na te laten is naar het oordeel van de beroepscommissie sprake van een onzorgvuldig genomenbeslissing.

De beroepscommissie is, gelet op het hiervoor overwogene, van oordeel dat de beslissing van de Minister tot afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Zij zal klagersberoep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de Minister opdragen binnen twee weken een nieuwe beslissing te nemen. Hierbij dient de Minister het advies van de medisch adviseur bij het ministerie van justitie inte winnen.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 12 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven