Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5138/TB, 25 februari 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-02-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5138/TB

betreft: [klaagster]       datum: 25 februari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […] verder te noemen klaagster, gericht tegen een beslissing van 24 oktober 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing. De beroepscommissie heeft verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman mr. M. de Klerk om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klaagsters verzoek tot overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort te Eindhoven afgewezen.

2.         De feiten

Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 9 april 2019 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege, welke tbs de periode van vier jaar niet te boven zal gaan. Klaagster is bij besluit van 23 augustus 2019 geplaatst in FPC Oostvaarderskliniek te Almere. Bij brief van 17 september 2019 heeft klaagster verzocht haar over te plaatsen naar FPK De Woenselse Poort. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 24 oktober 2019 afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster kan wel in haar beroep worden ontvangen. Vanwege vakantie, sluiting van het kantoor, verhuizing en het opnieuw opstarten van ditmaal een eenmanskantoor heeft klaagsters raadsman klaagster verzocht zelf beroep in te dienen, waarna klaagster pro forma beroep heeft ingediend. Klaagster heeft geen toegang tot het Procesreglement waarnaar verweerder verwijst. De bestreden beslissing is op gedateerde informatie en dus niet op goede gronden genomen. De psychose van klaagster is inmiddels verbleekt door vrijwillige inname van medicatie en klaagster heeft wel degelijk ziektebesef. Plaatsing in een FPC in plaats van een FPK gaat in tegen het behandelbeleid bij een gemaximeerde tbs. De zorgen van klaagster over haar veiligheid lijken door de Oostvaarderskliniek serieus te worden genomen, maar klaagster verblijft wel nog steeds met de desbetreffende patiënt op een afdeling. Ten slotte vindt klaagster het bezwaarlijk dat de uitgebrachte dubbelrapportage afwijkt van allerlei eerdere diagnostische bevindingen. Zij weet niet of de aanwezigheid van een oud behandelaar uit Heiloo in de Oostvaarderskliniek haar behandeling niet in de weg staat of beantwoording van haar onbeantwoorde hulpvragen hindert.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Klaagster kan niet in het door haar ingediende beroep worden ontvangen, nu zij dit beroep niet van gronden heeft voorzien. Het beroep is ook niet later door haar of haar advocaat van gronden voorzien. Verwezen wordt naar het Procesreglement Rechtspraak van de Raad waarin een klager en/of zijn advocaat na het indienen van een pro forma beroep in de gelegenheid wordt(en) gesteld om binnen een termijn van 10 dagen de gronden van beroep in te dienen. Als de beroepscommissie wel uitgaat van ontvankelijkheid, geldt dat de bestreden beslissing op goede gronden is genomen. Er zijn volgens FPC Oostvaarderskliniek geen behandelinhoudelijke redenen voor overplaatsing van klaagster. De kliniek heeft stappen ondernomen om de zorgen van klaagster betreffende een patiënt tegen wie zij aangifte heeft gedaan en haar bekendheid met eén van de personeelsleden vanwege een eerdere opname weg te nemen. Hier wordt zorgvuldig mee omgegaan en een en ander beïnvloedt niet de beslissingen van de kliniek met betrekking tot klaagsters behandeling. Bovendien is klaagster ondanks de gemaximeerde tbs door het NIFP geïndiceerd voor een FPC met beveiligingsniveau 4 vanwege onder meer het zeer hoge risico op nieuwe (belagings)delicten.

4.         De beoordeling

In alle procedures bij de Raad geldt dat het beroepschrift van de directeur en de raadsman/vrouw met redenen omkleed dient te zijn. Wanneer een directeur of raadsman/vrouw een beroep zonder gronden indient, ontvangt hij/zij een brief waarin een termijn wordt gegeven waarbinnen de gronden alsnog schriftelijk kunnen worden ingediend. Wanneer van deze gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, wordt de indiener niet-ontvankelijk in het beroep verklaard.
Wanneer een klager zelf beroep indient is de beroepscommissie coulant wat betreft de gronden van het beroep zolang maar duidelijk is dat bedoeld wordt beroep in te stellen. Nu klaagster zelf beroep heeft ingediend, kan zij in haar beroep worden ontvangen. Overigens heeft haar raadsman desgevraagd het beroep van klaagster toegelicht.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;
b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en
c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Volgens het door verweerder gevoerde beleid vormt de door het NIFP afgegeven indicatiestelling de grondslag voor de eerste plaatsing en wordt deze indicatiestelling overgenomen bij een later daarop volgende overplaatsing van FPC naar FPC of van FPK naar FPK. Los van het antwoord op de vraag of overplaatsing ten tijde van de bestreden beslissing behandelinhoudelijk geïndiceerd was, staat in ieder geval vast dat op grond van de indicatiestelling van het NIFP van 29 juli 2019 een overplaatsing naar FPK De Woenselse Poort vanwege het daar lagere beveiligingsniveau en met name het bij klaagster geconstateerde zeer hoge risico op nieuwe (belagings)delicten, niet is geïndiceerd. Hetgeen namens klaagster in beroep is aangevoerd over afwijkende diagnostische bevindingen vindt geen steun in de stukken waarover thans wordt beschikt. Voorts is namens klaagster verondersteld maar niet aannemelijk gemaakt of anderszins gebleken dat klaagster in haar behandeling daadwerkelijk ernstige problemen ondervindt door de aanwezigheid van de medepatiënt tegen wie zij aangifte heeft gedaan of de aanwezigheid van het haar bekende personeelslid.  Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de bestreden beslissing niet in strijd met de wet en kan deze beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne (lid) en mr. drs. L.C. Mulder, leden,  in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 25 februari 2020.

            secretaris                                voorzitter                    

 

Naar boven