Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/2947/SGA, 31 januari 2020, schorsing
Uitspraakdatum:31-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-20/2947/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 31 januari 2020

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.D.A. Stam, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Veenhuizen locatie Norgerhaven. Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 januari 2020, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 23 januari 2020 om 16.45 uur en eindigend op 6 februari 2020 om 16.45 uur, wegens het toepassen van fysiek geweld jegens een medegedetineerde. De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 30 januari 2020 (kenmerk Nh-2020-000039) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 30 januari 2020.

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder het schriftelijk verslag van 23 januari 2020, volgt dat verzoeker een medegedetineerde in zijn cel zou hebben bedreigd met de dood, geslagen en geschopt. Meerdere mensen zouden hebben gezien dat dit is gebeurd. De medegedetineerde heeft hierna emotioneel zijn verhaal gedaan bij het personeel. Verzoeker erkent dat hij een medegedetineerde heeft uitgescholden bij de telefoons, maar ontkent stellig dat hij deze medegedetineerde met de dood heeft bedreigd of dat hij hem geslagen en geschopt heeft. Hoewel verzoeker heeft erkend dat hij een medegedetineerde heeft uitgescholden, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter uit het schriftelijk verslag en de beslissing van de directeur, onvoldoende duidelijk geworden in hoeverre verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het toepassen van geweld of het uiten van een doodsbedreiging jegens de medegedetineerde in diens cel. Een dergelijke vaststelling had aan de hand van de camerabeelden wellicht kunnen plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd. Ook zijn er geen mensen gehoord die het incident gezien zouden hebben. Daarnaast is niet gebleken van letsel bij de medegedetineerde. De beslissing van de directeur is, naar het voorlopig oordeel van de voorzitter, onvoldoende gemotiveerd, zodat de voorzitter de opgelegde straf disproportioneel acht. Het verzoek zal worden toegewezen.

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.A. van der Veen, secretaris, op 31 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven