Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2787/GA, 28 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2787/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 4 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 november 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, zijn gehoord klager en [...], unitdirecteur bij de locatie Nieuwegein.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen wegens het verstoren van de orde en de rust in de inrichting, waarbij klager bij de plaatsing gekneusde ribben heeft opgelopen enhem tijdens de afzondering geweigerd is om telefonisch contact op te nemen met zijn advocaat.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vaker op eigen verzoek in afzondering geplaatst. Dit had hij afgesproken met de directeur nadat hij op 12 juni 2003vernielingen had aangericht in zijn cel. Klager was op 28 augustus 2003 wel aanspreekbaar en er was niets aan de hand en hoefde niet in afzondering geplaatst te worden in tegenstelling tot eerdere momenten, waarbij hij (vrijwillig)in afzondering is geplaatst. Klager begrijpt niet waarom de directeur ontkent dat klager gekneusde ribben had en zou graag de arts van de medische dienst laten getuigen. Door de gekneusde ribben ervoer klager de duur van de strafals erg lang. De eerste paar dagen kon klager niet naar de wc-pot lopen en zichzelf aankleden, zijn eetlust was verdwenen en hij heeft een paar dagen niet gegeten en gedronken. Tijdens de afzondering heeft hij vele malen kenbaargemaakt dat hij zijn advocaat wilde bellen, maar hij mocht van het personeel en het afdelingshoofd niet bellen. Door hen wordt verklaard dat klager dit niet kenbaar heeft gemaakt. Klager zou de betrokkenen graag als getuigen latenhoren. Tegen klager is expliciet gezegd dat hij niet mocht bellen. Klager is inmiddels afgestraft en verblijft sinds vijf maanden als passant in het h.v.b. in afwachting van plaatsing in een tbs-inrichting. Klager is op de BZA, waarhij thans verblijft, naar beneden gesprongen en in afzondering geplaatst in afwachting van overplaatsing. Hij gebruikt geen medicatie. Klager heeft geen bezwaar indien zijn medische informatie wordt ingezien.

De unitdirecteur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vaak op eigen verzoek afgezonderd. Die dag is een beklag van klager behandeld door de beklagcommissie. Daarna maaktehij lawaai op cel en was hij niet meer aanspreekbaar voor personeel. Bij het horen van klager bleek dat hij zich niet kon herinneren wat er voorgevallen was. Binnen 24 uur na plaatsing in afzondering is hij door de inrichtingsartsgezien. Bij de verpleegkundige is niet bekend dat klager zou hebben aangegeven dat hij last van zijn ribben had. Klager heeft niet kenbaar gemaakt dat hij met zijn advocaat wilde bellen. Als hij aangeeft dat hij met zijn advocaatwil bellen, is dat mogelijk, ook al kan dat soms niet terstond gerealiseerd worden. Klagers medisch dossier bevindt zich niet meer in de inrichting, omdat klager is overgeplaatst.

Op 14 januari 2004 is op het secretariaat van de Raad klagers medische informatie per fax ontvangen inhoudende onder meer, zakelijk weergegeven. Op 28 augustus 2003 is klager naar de afzonderingscel gebracht in verband met eenwoedeaanval. Om 17.00 uur bij hem geweest. Hij was redelijk rustig. Pijn is zijn lijf vanwege een niet zo zachtzinnige plaatsing (zijn woorden). 29 augustus 2003: pijnlijke ribben, voorschrift twee paracetamol.

3. De beoordeling
Klager, die al eerder zijn celinventaris had vernield, maakte bonkende geluiden in zijn cel.
In zoverre heeft de directeur tot oplegging van de ordemaatregel kunnen overgaan. De beroepscommissie is, gelet op klagers medische informatie, van oordeel dat aan de directeur een zekere onzorgvuldigheid in de wijze van uitvoeringvan de plaatsing kan worden verweten, nu zij er mee bekend had horen te zijn dat bij die plaatsing kwetsuren zijn opgetreden, die kennelijk er zelfs toe geleid hebben dat klager medicatie is verstrekt. In zoverre zal deberoepscommissie het beroep gegrond verklaren. Klager zal een tegemoetkoming van € 40,= worden toegekend. De beroepscommissie acht niet aannemelijk geworden dat aan klager geweigerd zou zijn om telefonisch contact op te nemen metzijn advocaat.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven