Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2696/GA, 28 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2696/GA

betreft: [klager] datum: 28 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, gedateerd 18 november2003, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 oktober 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Flevoland, locatie Almere Binnen, welke op 11 november 2003 aan klager is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam, is gehoord klager.

Schriftelijk is medegedeeld dat de directie van de locatie Almere Binnen verhinderd was om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens gebruik van fysiek geweld jegens personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is wel gehoord door de unitdirecteur, maar onvoldoende. Halverwege klagers verhaal is hem gezegd dat er getuigen waren en dat hem een disciplinaire straf zou worden opgelegd. Als klager tevoren met het afdelingshoofd hadkunnen spreken, zou hem misschien geen straf zijn opgelegd. Uit de tekening, die klager als bijlage bij het beroepschrift heeft gevoegd, blijkt dat de andere p.i.w.-er niets heeft kunnen zien. Klager stond in zijn cel en p.i.w.-erF. kwam op hem af. Hij kwam klagers cel inlopen. Klager stond in de deuropening en is in zijn cel gebleven. Klager is enorm geschrokken op dat moment. De p.i.w.-er zette zijn hoofd tegen klagers hoofd aan en klager heeft hem vanzich afgeduwd. De p.i.w.-er deed toen een stapje naar achteren en heeft de deur dicht gedaan. Er heeft geen gevecht plaatsgevonden. Die verwondingen kunnen hierdoor niet veroorzaakt zijn. Als klager op de p.i.w.-er was afgelopen inde gang dan zouden 48 gedetineerden dit gezien moeten hebben. Volgens de p.i.w.-er zou klager een kopstoot hebben uitgedeeld en zouden daarvan getuigen zijn. Klager vraagt zich af wie die getuigen dan wel zijn. Klager is van meningdat hem, gerelateerd aan hetgeen heeft plaatsgevonden, een zeer zware straf is opgelegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat tussen klager en een p.i.w.-er een fysieke confrontatie heeft plaatsgevonden. In zoverre heeft de directeur tot oplegging van een disciplinaire straf kunnen overgaan en is het beroep ongegrond. De beroepscommissieacht echter aannemelijk geworden dat, indien anders tegen klager was opgetreden de discussie tussen klager en de p.i.w.-er niet noodzakelijkerwijs was geëscaleerd in een fysieke confrontatie. Gelet op die omstandigheden is deberoepscommissie verder van oordeel dat de duur van de opgelegde straf als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt, daar volstaan had kunnen en moeten worden met een straf voor de duur van zeven dagen opsluiting in eenstrafcel. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en vernietigt de beslissing van de directeur, zoals hiervoor vermeld. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 70,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven