Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4710/GV, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer: R-19/4710/GV

betreft:   [klager]   datum: 24 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.W. Dirkzwager, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 5 september 2019 genomen beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister), en van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager en zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.             De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2.             De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat hij altijd bij zijn vriendin en kinderen op het opgegeven adres heeft verbleven. Dit is bij alle instanties bekend. Zijn vriendin is nooit met justitie in aanraking geweest en niemand heeft ooit bezwaar gemaakt tegen het verblijf van klager bij zijn vriendin. Gelet op het vorenstaande is een onterechte belangenafweging gemaakt. Klager verzoekt om een (gedeeltelijke) gegrondverklaring en verzoekt daarbij tot vergoeding van de proceskosten over te gaan.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het politieadvies blijkt dat de partner van klager op haar door Traverse toegekende woning woont. Een bindende voorwaarde voor het verkrijgen was dat klager niet aldaar mag of kan verblijven. Nu klager het adres van zijn vriendin heeft opgegeven als verlofadres voldoet de aanvraag niet aan het vereiste in artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Het niet beschikken over een geldig verlofadres rechtvaardigt de afwijzing van het verzoek tot verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres. Het adres betreft de woning van klagers partner die destijds aan haar is toebedeeld voor het creëren van een veilige woonplek. Een bindende voorwaarde voor het verkrijgen van die woning was dat klager niet in die woning kan en mag verblijven.

3.             De beoordeling
Het verzoek tot algemeen verlof is afwezen wegens het ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres. Ingevolge artikel 4, aanhef en onder j, van de Regeling kan algemeen verlof worden geweigerd indien een aanvaardbaar verlofadres ontbreekt.
De beroepscommissie is van oordeel dat de Minister de afwijzende beslissing in redelijkheid kon baseren op het negatieve advies van de politie ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres en dat de beslissing om het verlofadres als onaanvaardbaar aan te merken op basis van die informatie niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het verzoek tot algemeen verlof kon daarom in redelijkheid worden afgewezen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsvrouw de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden, overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

4.             De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Smeijers, secretaris, op 24 januari 2020.

                secretaris               voorzitter

Naar boven