Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4014/GA, 24 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4014/GA

betreft:            {klager}          datum: 24 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. O.J. Much, namens {…}, verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 17 juni 2019 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Alphen te Alphen aan den Rijn en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 31 oktober 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.J. Much, en namens de directeur {…}, juridisch medewerker.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft  de disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel voor de duur van zeven dagen, zonder televisie, in verband met een positieve urinecontrole op 24 april 2019 (AR 2019/232).
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Na de positieve urinecontrole en blijvende ontkenning van klager dat hij drugs zou hebben gebruikt, is door de directeur aanvullend onderzoek gedaan. Daaruit is gebleken dat de aanwezigheid van benzodiazepine, ondanks eerdere andersluidende mededelingen van de medische dienst en het laboratorium, toch wel kan worden veroorzaakt door de medicatie die klager inneemt tegen zijn HIV-infectie. De beklagcommissie heeft met dit feit geen rekening kunnen houden, omdat dit ten tijde van de zitting niet bekend was. Klager verzoekt de beroepscommissie ex nunc te toetsen, omdat de bestreden beslissing van de directeur een punitief karakter heeft. Nu gebleken is dat de gevonden waarden wel kunnen worden toegeschreven aan klagers medicatie, moet het beroep en het beklag gegrond worden verklaard omdat de sanctie onterecht is opgelegd.
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur heeft ten tijde van de positieve urinecontrole navraag gedaan bij de arts en het laboratorium en allebei gaven zij aan dat de uitslag niet verklaard kon worden door de aan klager voorgeschreven medicatie. Later is gebleken dat de uitslag toch kon worden veroorzaakt door aan klager voorgeschreven medicatie. Naar aanleiding daarvan heeft de directeur de disciplinaire straf uit het penitentiair dossier van klager gehaald.

3.         De beoordeling
De beroepscommissie beoordeelt of de directeur op het moment van beslissen onredelijk of onbillijk heeft gehandeld en toetst daarmee in zaken als de onderhavige ex tunc. Dat sprake is van een punitief karakter bij het opleggen van een disciplinaire straf maakt dit niet anders. Na de ontkenning van klager heeft de directeur navraag gedaan bij de medische dienst en het laboratorium. Tweemaal heeft hij te horen gekregen dat de uitslag niet kon worden verklaard door de aan klager voorgeschreven medicatie. De directeur mocht ten tijde van zijn beslissing vertrouwen op deze mededelingen van deskundigen en kon daarom naar het oordeel van de beroepscommissie op dat moment - hoe ongelukkig achteraf voor klager ook - in redelijkheid een disciplinaire straf opleggen. De beroepscommissie acht de straf niet disproportioneel. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, J.G.A. van den Brand en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Simpelaar, secretaris, op 24 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven