Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2231/GA, 23 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-18/2231/GA

betreft:            [Klager]           datum: 23 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2018 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Sittard, en van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. De beroepscommissie heeft de directeur in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. J. van Rooijen, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager met beschimmeld hout heeft gewerkt en daar gezondheidsklachten aan heeft overgehouden (G-2018-000654).

De beklagrechter heeft het beklag kennelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op de arbeid blootgesteld aan zwarte, witte en groene schimmels, als gevolg waarvan hij plekken op zijn huid heeft opgelopen. Tevens heeft dit hoofdpijn veroorzaakt. Hij heeft in het ziekenhuis longfoto’s laten maken en zalf voor de plekken op zijn huid gekregen. De werkzaamheden met het beschimmelde hout zijn inmiddels gestopt, omdat het werken met beschimmeld hout niet goed is voor de gezondheid. Als men de schimmels heeft ingeademd, kan dit ook op latere leeftijd nog schadelijk zijn voor het lichaam. 
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur persisteert bij het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt en sluit zich aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

3.         De beoordeling
De beklagrechter heeft klagers klacht ongegrond verklaard en daarbij onder meer overwogen dat ‘het niet per definitie een gegeven is dat schimmel gevaar of risico’s voor de gezondheid oplevert’. Daargelaten de vraag of de gezondheidsklachten van klager door het werken met beschimmeld hout zijn veroorzaakt en of dit aan het oordeel van de beroepscommissie onderhevig is, heeft de beroepscommissie in RSJ 25 juni 2019, 19/3191/GA – hetgeen een beroep betreft dat was ingesteld door een medegedetineerde van klager die op dezelfde houtverwerkingsplaats als klager te werk was gesteld – vastgesteld dat de directeur een week na de melding dat sprake was van beschimmeld hout op de houtverwerkingsplaats en de op 16 augustus 2018 ingediende klachten daarover, op 24 augustus 2018 uit voorzorg heeft besloten al het hout uit de inrichting te verwijderen en de betreffende werkzaamheden te beëindigen. De directeur heeft daarmee, zoals de beroepscommissie in RSJ 25 juni 2019, 19/3191/GA overwoog, dermate voortvarend gehandeld dat niet kan worden vastgesteld dat hij in zijn zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten. De beroepscommissie komt in deze zaak tot hetzelfde oordeel. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.  

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. D. van der Sluis en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 23 januari 2020.

secretaris        voorzitter

Naar boven