Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/2553/GM, 16 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

                                                 

nummer:         R-19/2553/GM

betreft:            [Klager]           datum: 16 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K. Lans, namens [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Grave, alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 17 december 2018 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ter zitting van de beroepscommissie van 5 november 2019, gehouden in de p.i. Vught,  is gehoord de raadsvrouw van klager, mr. K. Lans. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De inrichtingsarts heeft evenmin gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting. Het derde lid van de beroepscommissie, drs. P.J.M. van Puffelen, kon niet ter zitting aanwezig zijn, maar beslist wel mee op het beroep aan de hand van het dossier en het besprokene ter zitting. De voorzitter heeft dit ter zitting meegedeeld.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 21 september 2018, betreft het niet ontvangen van de pijnmedicatie die door de pijnspecialist is voorgeschreven en de wijziging van de wijze van gebruik van cannabis.

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is de klacht als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager gebruikte voor zijn detentie op voorschrift van een pijnkliniek medicinale cannabis. Tegen klager heeft een medewerker van de p.i. eerder gezegd dat het klager was toegestaan om cannabis te roken. Deze medewerker is nooit als getuige gehoord. Klager kan helaas niets meer met deze toezegging, omdat hij inmiddels is overgeplaatst naar een andere p.i. Klager heeft zijn verdamper niet ingevoerd in de p.i. Dat heeft te maken met miscommunicatie tussen hem en zijn familie. Aan klager zouden ook cannabisdruppels worden voorgeschreven, maar dat heeft voor hem niet dezelfde werking als het roken van cannabis. Het verzoek is het beroep gegrond te verklaren en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Voor het overige wordt aangesloten bij hetgeen in het beroepschrift is opgenomen. De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt – kort en zakelijk weergegeven – ingenomen. Bij binnenkomst van klager in de p.i. Grave op 20 juli 2018 is in eerste instantie ervoor gekozen het door een externe arts geformuleerde voorschrift voor medicinale cannabis te continueren, onder de expliciete conditie dat klager binnen afzienbare termijn zijn verstuiver zou invoeren. Toen twee weken later op 3 augustus 2018 bleek dat klager nog geen poging daartoe had ondernomen, is hem medegedeeld dat zou worden overgestapt op verstrekking van medicinale cannabis in druppelvorm. Klager stond in die tijd wel in contact met zijn vrienden. Hij heeft blijkbaar geen poging gedaan zijn ouders via zijn vrienden te informeren. Van de moeilijkheden in contact te komen met zijn ouders heeft klager ook geen mededeling gedaan aan het personeel. In het dossier staat vermeld dat klager zelf een pijpje bij zich had. Dit is geen verdamper/buis. Klager is toestemming gegeven het pijpje te gebruiken. Dat klager later de cannabis met vloei kon roken, maakt geen verschil omdat zowel het pijpje als vloei is gebaseerd op roken. Dit is zeer schadelijk voor de gezondheid en werd daarom slechts tijdelijk toegestaan. Onduidelijk is waar klager zijn uitspraak dat er verschil is in werking tussen medicinale cannabis en cannabisolie, die hij nog nooit heeft gebruikt, op baseert. De inrichtingsarts verwijst naar de richtlijnen van het Nederlands Genootschap voor Huisartsen (NHG). Voldoende wetenschappelijk bewijs voor de werking van medicinale cannabis ontbreekt. Klager zegt bij het gebruik van de druppels te hebben gehandeld conform het voorschrift. Bij gebrek aan ervaring van de werking, heeft hij echter de dosis voor 10 dagen in een keer ingenomen. De huisarts heeft besloten klager een andere vorm van medicatie te verstrekken.

3.         De beoordeling
Op grond van de stukken en het medisch dossier van klager blijkt het volgende.
In de eerste weken van het verblijf van klager in de p.i. heeft de arts ervoor gekozen om het externe voorschrift voor het gebruik van cannabis tijdelijk te continueren, zij het onder voorwaarden. Toen bleek dat klager geen initiatief nam om zijn verstuiver in te voeren zijn hem cannabisdruppels voorgeschreven. Nadat klager echter de gebruiksvoorschriften daarvan niet had gevolgd, heeft de inrichtingsarts andere medicatie voorgeschreven.
De beroepscommissie stelt voorop dat medicinale cannabis geen geregistreerd geneesmiddel is. De wetenschappelijke onderbouwing van de gunstige effecten van cannabis bij chronische klachten is zwak. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat het voorschrijven van medicinale cannabis door de behandelend arts niet kan worden afgedwongen. Tegen deze achtergrond kan de weigering van de inrichtingsarts klager medicinale cannabis voor te schrijven niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. De omstandigheid dat klager eerder door andere zorgverleners wel medicinale cannabis is verstrekt, maakt het medisch handelen van de inrichtingsarts niet onzorgvuldig. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris op 16 januari 2020.

                                secretaris                                                       voorzitter

Naar boven