Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3209/TA, 21 januari 2020, beroep
Uitspraakdatum:21-01-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/3209/TA

betreft:            [klager]            datum: 21 januari 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 3 april 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 december 2019, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad is namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], stafmedewerker juridische zaken, gehoord. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was gezorgd, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord. De raadsman van klager, mr. J.A.W. Knoester, heeft laten weten schriftelijk te zullen reageren. Voor aanvang van de zitting is geen schriftelijke reactie ontvangen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het onthouden van klagers recht op bijstand van een tolk tijdens zijn behandelbespreking (klachtnummer Me 2018-218).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat hij recht heeft op een tolk bij zijn behandelbespreking en op een behandelplan in zijn taal. Klager is van Poolse afkomst en is de Nederlandse taal niet machtig. Hij kan zich met handen en voeten in gebrekkig Engels redelijk verstaanbaar maken. Klager begrijpt echter niet wat de instelling van hem wil, wat er gezegd wordt en wat er over hem geschreven wordt. Doordat klager geen bijstand van een tolk krijgt, blijft alles onduidelijk. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het volgende standpunt ingenomen. Bij belangrijke besprekingen wordt voor de communicatie met klager gebruik gemaakt van de tolkentelefoon. Bij behandelplanbesprekingen wordt niet standaard een tolkentelefoon geregeld. De instelling heeft de indruk dat klager prima meekrijgt wat er tijdens zo’n bespreking wordt gezegd. De instelling heeft niet begrepen dat klager bij elke bespreking bijstand van een tolk wenst. Klager spreekt immers redelijk Engels en kan Nederlands verstaan. De gesprekken met de behandelaar en psychiater geschieden met een tolkentelefoon. Ook worden belangrijke uitspraken voor klager vertaald in het Pools. Waar nodig wordt een tolkentelefoon geregeld. De kliniek heeft de indruk dat de communicatie met klager de laatste tijd steeds beter verloopt, ook zonder de hulp en bijstand van een tolk.

3.         De beoordeling
De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat er geen wettelijk recht op bijstand van een tolk bij bespreking van zijn behandeling of behandelingsplan bestaat. De beroepscommissie ziet zich evenwel voor de vraag gesteld of klagers recht op behandeling wordt geschonden door het niet betrachten van de in artikel 17, tweede lid, van de Bvt vermelde zorgplicht als geen gebruik wordt gemaakt van een tolkentelefoon in de communicatie met klager over zijn behandeling. De beroepscommissie is van oordeel dat hiervan geen sprake is gelet op de ter zitting van de beroepscommissie door het hoofd van de instelling gegeven toelichting dat bij belangrijke besprekingen gebruik wordt gemaakt van de tolkentelefoon en de communicatie tussen klager en de behandelaren steeds beter verloopt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. T.B. Trotman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 21 januari 2020.

            secretaris                                voorzitter                   

Naar boven