Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3743/TA, 25 oktober 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-10-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          R-19/3743/TA

betreft: [klager]                                               datum: 25 oktober 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2019 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht. Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2019, gehouden in de penitentiaire instelling Vught, zijn klagers raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van voormelde tbs-instelling […], hoofd behandeling, en […], jurist. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord, nu klager het vervoer te belastend acht. Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde - :

a.         het te laat horen van klager en uitreiken aan klager van de maatregel tot weigering van bezoek van en belcontact met een vriend van klager (K-2018-000570);
b.         de beslissing van 15 november 2018 tot weigering van bezoek van en belcontact met een vriend van klager, de heer A. (K-2018-000571);

c.         de beslissing van 13 december 2018 tot het weigeren van belcontact met een vriend van klager, de heer A.  (K-2018-000584);

d.         de beslissing van 13 december 2018 tot weigering van bezoek van een vriend van klager, de heer A. (K-2018-000585);

e.         de beslissing van 7 februari 2019 tot weigering van bezoek van een vriend van klager, de heer A. (K-2019-000047);

f.         de beslissing van 7 februari 2019 tot weigering van belcontact met een vriend van klager, de heer A. (K-2019-000048) en

g.         de maatregel van kamerafzondering, ingaande op 12 december 2018 (K-2018-000583).

De beklagcommissie heeft het beklag onder a tot en met g ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ten aanzien van het beklag onder a: Op 13 november 2018 heeft klager door het hoofd behandeling de maatregel mondeling aangezegd gekregen. De maatregel was derhalve al ingegaan en mondeling aangezegd zonder dat klager gehoord is of dat er een schriftelijke maatregel is uitgereikt. Klager heeft vervolgens aangegeven dat een dergelijke maatregel op schrift dient te worden gesteld en dit is vervolgens nagevraagd door het hoofd behandeling aan de jurist.  Klager stelt zich derhalve op het standpunt dat hij niet gehoord is en dat de maatregel te laat is uitgereikt. Klager wenst hiervoor een compensatie te ontvangen van € 20,=. Ten aanzien van het beklag onder b tot en met f:
Klager heeft aangegeven elke maand beklag te hebben ingediend tegen de verlenging van de maatregelen.  Kennelijk zijn de door hem ingediende klaagschriften tegen de verlenging van de maatregelen in januari niet ontvangen bij de beklagcommissie. Verzocht wordt om in de onderhavige zaak ook de klachten ten aanzien van de verlenging van de maatregelen in januari 2019 te beoordelen. Klager heeft al jaren een goede vriend. Dit is de man van zijn nicht. In de Van der Hoeven Kliniek waar klager voorheen verbleef was deze vriend al gescreend en akkoord bevonden. Klager kon onbegeleid met hem bellen. De vriend van klager heeft een tbs-verleden. Bij de eerste screening heeft de vriend van klager onjuiste informatie gegeven. Hij schaamde zich voor zijn verleden. Zowel klager als zijn vriend staan open om in gesprek te gaan met de instelling. Pas na één maand van volledige weigering wil het hoofd behandeling klagers vriend nog een kans geven. Er moet een face-to-face gesprek komen. Er is nog steeds geen gesprek geregeld. Klager vermoedt dat de instelling zijn vriend niet wil screenen/toelaten vanwege het gedeelde verleden. Onbegrijpelijk is dat klager intussen wel zonder toezicht met de vrouw van zijn vriend mag bellen. Ten aanzien van de weigering om te mogen telefoneren: De maatregel is ten onrechte opgelegd en ten onrechte elke maand verlengd. Het gehele reeds gescreende netwerk door de Van der Hoeven Kliniek is overgenomen door De Kijvelanden zonder nieuwe screening, behalve deze vriend. De instelling geeft aan hem opnieuw te willen screenen; het contact had echter gewoon overgenomen moeten worden net als de overige personen van klagers netwerk. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat volstaan had kunnen worden met een minder zware maatregel, namelijk toezicht op het telefooncontact met klagers vriend gedurende één maand, waarna na een positieve evaluatie de maatregel had moeten worden beëindigd. Ten aanzien van de weigering van bezoek van de vriend van klager wordt opgemerkt dat klager, vanwege het verleden van de vriend van klager, begrijpt dat dit gevoeliger zou kunnen liggen. Hij stelt zich echter wel op het standpunt dat de instelling binnen een maand overleg had kunnen plegen met het MT. De vriend van klager heeft een baan en kan alleen in de weekenden en avonden voor een face-to-face gesprek langskomen. Daarbij is klager van mening dat na een telefonische tweede screening het bezoek ook had plaats kunnen vinden onder toezicht, waarna na evaluatie overgegaan had moeten worden naar bezoek zonder toezicht. Klager en zijn vriend hadden de wens om elkaar te kunnen bezoeken. Het is juist dat de vriend van klager heeft gelogen tegen de maatschappelijk werker toen hij voor de screening kwam. Hij heeft in eerste instantie niet naar waarheid verklaard. Het lukte klagers vriend niet om in contact te komen met de juiste persoon binnen de instelling om een afspraak te maken voor een screening.
Op 17 mei 2019 heeft eindelijk een afspraak plaatsgevonden tussen de vriend van klager en het hoofd behandeling. Hierbij is afgesproken dat tot en met 21 juni 2019 klager en zijn vriend onder toezicht mochten bellen en per 21 juni 2019 zijn alle maatregelen komen te vervallen.

Ten aanzien van het beklag onder g:
Bij klager is contrabande aangetroffen in de vorm van vijf gram softdrugs. De softdrugs waren meegekomen tijdens de verhuizing van klager van de Van der Hoeven Kliniek naar deze kliniek. Klager verkeerde lange tijd in dubio wat hij er mee moest doen. Moest hij het weggooien of zelf gebruiken. Klager heeft direct openheid van zaken gegeven via de opgelegde schrijfopdracht en via gesprekken. Een maatregel dient niet als drukmiddel c.q. voor waarheidsvinding te worden gebruikt. Klager acht de oplegging van de maatregel disproportioneel en zo ook het voortduren daarvan. De maatregel heeft acht dagen voortgeduurd. Klager had voldoende eten en drinken op zijn kamer voorradig waardoor hij geen behoefte had aan ander eten of drinken. Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.Ten aanzien van het beklag onder a: Op 13 november 2018 heeft klager een terugkoppeling gehad van een medewerker over een overleg. Daarbij is aan de orde gekomen dat het krijgen van bezoek en het hebben van belcontact tussen klager en zijn vriend werd geweigerd. Er was op dat moment geen sprake van een formele aanzegging, nu dit alleen door het hoofd behandeling kan worden gedaan. Op 15 november 2018 is tussen het hoofd behandeling en de jurist overleg geweest over de vraag of de maatregelen schriftelijk aan klager moesten worden aangezegd. Dit bleek zo te zijn en vervolgens zijn de maatregelen op 15 november 2018 mondeling aangezegd en op 16 november 2018 schriftelijk uitgereikt. De maatregelen zijn derhalve tijdig uitgereikt. Ten aanzien van het beklag onder b tot en met f: In eerste instantie was ook het belcontact van klagers vriend, de heer A., overgenomen door de instelling, evenals alle andere belcontacten. Een nieuwe screening vindt alleen plaats voor personen die ook op bezoek komen. Tijdens de screening die hiervoor werd verricht, bleek dat hij niet naar waarheid over zijn verleden had verteld. Daarop is besloten om ook het belcontact tussen klager en zijn vriend stop te zetten. Bij toeval is de maatschappelijk werker erachter gekomen dat klagers vriend in De Kijvelanden had verbleven. Klagers vriend gaf aan dat hij een korte periode had verbleven in De Kijvelanden. Het bleek echter te gaan om een periode van zeven jaar en hij is vervolgens ontvlucht uit De Kijvelanden. Maatschappelijk werk en het hoofd behandeling hebben vaak geprobeerd om contact te leggen met klagers vriend, maar dit is lange tijd niet gelukt. Uiteindelijk is het gelukt om in mei 2019 een afspraak in te plannen.
Ten aanzien van het beklag onder g: De maatregel van kamerafzondering is opgelegd, nadat aan klager al afdelingsarrest was opgelegd. Bij klager is vijf gram hasj gevonden, verpakt in kleine bolletjes en daarbij € 20,= aan contant geld. Dat kan duiden op handel in softdrugs. Door klager wordt aangegeven dat hij direct openheid van zaken heeft gegeven. Het verhaal dat klager had geschetst in de eerste schrijfopdracht werd als niet geloofwaardig beschouwd. Er is geprobeerd om uit de ontstane impasse te komen. Die heeft uiteindelijk acht dagen geduurd. Uit het verweerschrift volgt dat klager niet goed was in het contact met anderen en dat hij niet meer wilde eten en drinken.

3.         De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a:
In artikel 53, eerste lid, van de Bvt is niet de verplichting opgenomen dat een verpleegde ten aanzien van de weigering van de toelating van een bepaalde bezoeker, dan wel de weigering tot het voeren van een telefoongesprek dient te worden gehoord. Overigens blijkt uit de opgemaakte beslissingen dat klager wel is gehoord met betrekking tot de opgelegde maatregelen. De beslissing om aan klager een bezoek- en belverbod op te leggen is genomen tijdens een overleg op 13 november 2018. Diezelfde dag heeft klager door een medewerker een terugkoppeling gehad van hetgeen is besproken in het overleg. De aanzegging van de beslissingen is echter op 15 november 2018 geschiedt door het hoofd behandeling en deze zijn op 16 november 2018 aan klager uitgereikt. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde maatregelen tijdig aan klager zijn uitgereikt. Het beroep zal derhalve ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder b tot en met f:
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat bij de screening die plaatsvond voor de beoordeling of klagers vriend als bezoeker kan worden toegelaten in de kliniek, klagers vriend heeft nagelaten om door te geven dat hij zelf in het verleden in De Kijvelanden heeft verbleven voor een periode van zeven jaar en dat hij is ontvlucht uit de kliniek. Wanneer klagers vriend hiermee wordt geconfronteerd, verdraait hij daarbij informatie, waardoor de screening als onbetrouwbaar wordt aangemerkt. Het behandelteam ziet dit als een groot probleem en is van mening dat de vriend van klager met deze houding de orde en veiligheid in de instelling in het geding zou kunnen brengen. Derhalve wordt het niet wenselijk geacht dat klager contact heeft met deze vriend en dat hij zich in de kliniek bevindt. Op 15 november 2018 wordt beslist dat klager geen telefonisch contact mag hebben met zijn vriend en dat klagers vriend niet op bezoek mag komen. De beroepscommissie acht deze beslissingen, gelet op het voorgaande, niet onredelijk of onbillijk. Deze opgelegde maatregelen zijn vervolgens meerdere keren verlengd, nu het lange tijd heeft geduurd voordat het door de kliniek noodzakelijk geachte face-to-face gesprek met de vriend van klager kon plaatsvinden, zodat – onder meer – het contact met klager beoordeeld kan worden. Vanuit de kliniek zijn meerdere pogingen ondernomen om contact te krijgen met klagers vriend, maar zowel de maatschappelijk werker als het hoofd behandeling hebben niets van klagers vriend vernomen. Klagers vriend beantwoordde zijn telefoon niet, reageerde niet op terugbelverzoeken op zijn voicemail en zijn e-mailadres bleek niet te kloppen. Dat het derhalve een lange tijd heeft geduurd alvorens het face-to-face gesprek heeft plaatsgevonden kan de kliniek niet worden verweten. Aan het voorgaande doet niet af dat klagers vriend zelf stelt ook meerdere malen contact te hebben gezocht met de kliniek. De verlengingen van de opgelegde maatregelen, ook voor zover deze betrekking hebben op de verlengingen van 10 januari 2019, zijn derhalve niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder g:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a tot en met g ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie en ten aanzien van het beklag onder a tot en f met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 25 oktober 2019.             

 

 

                            secretaris                                                     voorzitter

           

 

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven