Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2882/GV, 5 januari 2004, beroep
Uitspraakdatum:05-01-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2882/GV

betreft: [klager] datum: 5 januari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 december 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager is in 2003 elf keer probleemloos met verlof geweest. Nu wordt zijn aanvraag afgewezen, omdat zijn penitentiair programma (p.p.) is mislukt. Dat vindt klager zeer onterecht.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich aan zijn p.p. onttrokken. Van 12 tot 25 augustus 2003 was hij ongeoorloofd afwezig. Daarmee heeft hij het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Het openbaar ministerie en de politie adviseren het gevraagdeverlof niet te verlenen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Haaglanden overweegt dat klager zich tijdens zijn p.p. aan zijn detentie heeft onttrokken. Gelet daarop meent hij reden te hebben om aan te nemen dat klager zich ook thans niet aan afspraken zal houden enzich mogelijk opnieuw aan zijn detentie zal onttrekken. De directeur adviseert dan ook het verlof niet te verlenen.
Het openbaar ministerie adviseert eveneens het gevraagde verlof niet te verlenen.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en vernieling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 9 januari 2004.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers verlofaanvraag.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers deelname aan een p.p. is mislukt en dat hij zich van 12 tot 25 augustus 2003 aan zijn detentie heeft onttrokken. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forsecontra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks eerdere goed verlopen verloven, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kandeze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 15 januari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven